Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. bijsturen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for bijsturen in Niederländisch

bijsturen:

bijsturen Verb (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)

  1. bijsturen
    bijsturen
    • bijsturen Verb (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)

Konjugationen für bijsturen:

o.t.t.
  1. stuur bij
  2. stuurt bij
  3. stuurt bij
  4. sturen bij
  5. sturen bij
  6. sturen bij
o.v.t.
  1. stuurde bij
  2. stuurde bij
  3. stuurde bij
  4. stuurden bij
  5. stuurden bij
  6. stuurden bij
v.t.t.
  1. heb bijgestuurd
  2. hebt bijgestuurd
  3. heeft bijgestuurd
  4. hebben bijgestuurd
  5. hebben bijgestuurd
  6. hebben bijgestuurd
v.v.t.
  1. had bijgestuurd
  2. had bijgestuurd
  3. had bijgestuurd
  4. hadden bijgestuurd
  5. hadden bijgestuurd
  6. hadden bijgestuurd
o.t.t.t.
  1. zal bijsturen
  2. zult bijsturen
  3. zal bijsturen
  4. zullen bijsturen
  5. zullen bijsturen
  6. zullen bijsturen
o.v.t.t.
  1. zou bijsturen
  2. zou bijsturen
  3. zou bijsturen
  4. zouden bijsturen
  5. zouden bijsturen
  6. zouden bijsturen
diversen
  1. stuur bij!
  2. stuurt bij!
  3. bijgestuurd
  4. bijsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze