Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. betasten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for betasten in Niederländisch

betasten:

betasten Verb (betast, betastte, betastten, betast)

  1. betasten
    betasten; voelen; bevoelen
    • betasten Verb (betast, betastte, betastten, betast)
    • voelen Verb (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • bevoelen Verb (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)

Konjugationen für betasten:

o.t.t.
  1. betast
  2. betast
  3. betast
  4. betasten
  5. betasten
  6. betasten
o.v.t.
  1. betastte
  2. betastte
  3. betastte
  4. betastten
  5. betastten
  6. betastten
v.t.t.
  1. heb betast
  2. hebt betast
  3. heeft betast
  4. hebben betast
  5. hebben betast
  6. hebben betast
v.v.t.
  1. had betast
  2. had betast
  3. had betast
  4. hadden betast
  5. hadden betast
  6. hadden betast
o.t.t.t.
  1. zal betasten
  2. zult betasten
  3. zal betasten
  4. zullen betasten
  5. zullen betasten
  6. zullen betasten
o.v.t.t.
  1. zou betasten
  2. zou betasten
  3. zou betasten
  4. zouden betasten
  5. zouden betasten
  6. zouden betasten
diversen
  1. betast!
  2. betast!
  3. betast
  4. betastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze