Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. afweken:
  2. afwijken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for afweken in Niederländisch

afweken:

afweken Verb (week af, weekt af, weekte af, weekten af, afgeweekt)

  1. afweken
    afweken
    • afweken Verb (week af, weekt af, weekte af, weekten af, afgeweekt)
  2. afweken
    afweken; losweken; afstomen
    • afweken Verb (week af, weekt af, weekte af, weekten af, afgeweekt)
    • losweken Verb (week los, weekt los, weekte los, weekten los, losgeweekt)
    • afstomen Verb

Konjugationen für afweken:

o.t.t.
  1. week af
  2. weekt af
  3. weekt af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
o.v.t.
  1. weekte af
  2. weekte af
  3. weekte af
  4. weekten af
  5. weekten af
  6. weekten af
v.t.t.
  1. heb afgeweekt
  2. hebt afgeweekt
  3. heeft afgeweekt
  4. hebben afgeweekt
  5. hebben afgeweekt
  6. hebben afgeweekt
v.v.t.
  1. had afgeweekt
  2. had afgeweekt
  3. had afgeweekt
  4. hadden afgeweekt
  5. hadden afgeweekt
  6. hadden afgeweekt
o.t.t.t.
  1. zal afweken
  2. zult afweken
  3. zal afweken
  4. zullen afweken
  5. zullen afweken
  6. zullen afweken
o.v.t.t.
  1. zou afweken
  2. zou afweken
  3. zou afweken
  4. zouden afweken
  5. zouden afweken
  6. zouden afweken
diversen
  1. week af!
  2. weekt af!
  3. afgeweekt
  4. afwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afwijken:

afwijken Verb (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)

  1. afwijken
    afwijken; verschillen
    • afwijken Verb (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
    • verschillen Verb (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
  2. afwijken
    – anders zijn 1
    afwijken
    – anders zijn 1
    • afwijken Verb (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
      • deze kleur wijkt af van die andere kleur1
  3. afwijken
    – je ergens niet aan houden 1
    afwijken
    – je ergens niet aan houden 1
    • afwijken Verb (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
      • we zijn van het plan afgeweken1

Konjugationen für afwijken:

o.t.t.
  1. wijk af
  2. wijkt af
  3. wijkt af
  4. wijken af
  5. wijken af
  6. wijken af
o.v.t.
  1. week af
  2. week af
  3. week af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
v.t.t.
  1. ben afgeweken
  2. bent afgeweken
  3. is afgeweken
  4. zijn afgeweken
  5. zijn afgeweken
  6. zijn afgeweken
v.v.t.
  1. was afgeweken
  2. was afgeweken
  3. was afgeweken
  4. waren afgeweken
  5. waren afgeweken
  6. waren afgeweken
o.t.t.t.
  1. zal afwijken
  2. zult afwijken
  3. zal afwijken
  4. zullen afwijken
  5. zullen afwijken
  6. zullen afwijken
o.v.t.t.
  1. zou afwijken
  2. zou afwijken
  3. zou afwijken
  4. zouden afwijken
  5. zouden afwijken
  6. zouden afwijken
diversen
  1. wijk af!
  2. wijkt af!
  3. afgeweken
  4. afwijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "afwijken":

  1. anders zijn1
    • deze kleur wijkt af van die andere kleur1
  2. je ergens niet aan houden1
    • we zijn van het plan afgeweken1