Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. aanzuren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for aanzuren in Niederländisch

aanzuren:

aanzuren Verb (zuur aan, zuurt aan, zuurde aan, zuurden aan, aangezuurd)

  1. aanzuren
    aanzuren; zuurder maken

Konjugationen für aanzuren:

o.t.t.
  1. zuur aan
  2. zuurt aan
  3. zuurt aan
  4. zuren aan
  5. zuren aan
  6. zuren aan
o.v.t.
  1. zuurde aan
  2. zuurde aan
  3. zuurde aan
  4. zuurden aan
  5. zuurden aan
  6. zuurden aan
v.t.t.
  1. heb aangezuurd
  2. hebt aangezuurd
  3. heeft aangezuurd
  4. hebben aangezuurd
  5. hebben aangezuurd
  6. hebben aangezuurd
v.v.t.
  1. had aangezuurd
  2. had aangezuurd
  3. had aangezuurd
  4. hadden aangezuurd
  5. hadden aangezuurd
  6. hadden aangezuurd
o.t.t.t.
  1. zal aanzuren
  2. zult aanzuren
  3. zal aanzuren
  4. zullen aanzuren
  5. zullen aanzuren
  6. zullen aanzuren
o.v.t.t.
  1. zou aanzuren
  2. zou aanzuren
  3. zou aanzuren
  4. zouden aanzuren
  5. zouden aanzuren
  6. zouden aanzuren
diversen
  1. zuur aan!
  2. zuurt aan!
  3. aangezuurd
  4. aanzurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze