Niederländisch
Detailed Synonyms for aanleg in Niederländisch
aanleg:
-
de aanleg
de capaciteit; de bekwaamheid; het talent; de aanleg; de gave; de kundigheid; de knobbel; de begaafdheid; de scherpzinnigheid; het vernuft -
de aanleg
– het maken of bouwen van iets 1 -
de aanleg
– aangeboren handigheid of geschiktheid voor iets 1
Alternate Synonyms for "aanleg":
Antonyme für "aanleg":
Verwandte Definitionen für "aanleg":
aanleggen:
-
aanleggen
-
aanleggen
Konjugationen für aanleggen:
o.t.t.
- leg aan
- legt aan
- legt aan
- leggen aan
- leggen aan
- leggen aan
o.v.t.
- legde aan
- legde aan
- legde aan
- legden aan
- legden aan
- legden aan
v.t.t.
- heb aangelegd
- hebt aangelegd
- heeft aangelegd
- hebben aangelegd
- hebben aangelegd
- hebben aangelegd
v.v.t.
- had aangelegd
- had aangelegd
- had aangelegd
- hadden aangelegd
- hadden aangelegd
- hadden aangelegd
o.t.t.t.
- zal aanleggen
- zult aanleggen
- zal aanleggen
- zullen aanleggen
- zullen aanleggen
- zullen aanleggen
o.v.t.t.
- zou aanleggen
- zou aanleggen
- zou aanleggen
- zouden aanleggen
- zouden aanleggen
- zouden aanleggen
diversen
- leg aan!
- legt aan!
- aangelegd
- aanleggende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze