Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für vlieden (Niederländisch) ins Französisch
vlieden:
-
vlieden (vluchten; wegvluchten)
fuir; couler; s'enfuir; s'écouler-
fuir Verb (fuis, fuit, fuyons, fuyez, fuient, fuyais, fuyait, fuyions, fuyiez, fuyaient, fuîmes, fuîtes, fuirent, fuirai, fuiras, fuira, fuirons, fuirez, fuiront)
-
couler Verb (coule, coules, coulons, coulez, coulent, coulais, coulait, coulions, couliez, coulaient, coulai, coulas, coula, coulâmes, coulâtes, coulèrent, coulerai, couleras, coulera, coulerons, coulerez, couleront)
-
s'enfuir Verb
-
s'écouler Verb
-
Konjugationen für vlieden:
o.t.t.
- vlied
- vliedt
- vliedt
- vlieden
- vlieden
- vlieden
o.v.t.
- vlood
- vlood
- vlood
- vloden
- vloden
- vloden
v.t.t.
- ben gevloden
- bent gevloden
- is gevloden
- zijn gevloden
- zijn gevloden
- zijn gevloden
v.v.t.
- was gevloden
- was gevloden
- was gevloden
- waren gevloden
- waren gevloden
- waren gevloden
o.t.t.t.
- zal vlieden
- zult vlieden
- zal vlieden
- zullen vlieden
- zullen vlieden
- zullen vlieden
o.v.t.t.
- zou vlieden
- zou vlieden
- zou vlieden
- zouden vlieden
- zouden vlieden
- zouden vlieden
diversen
- vlied!
- vliedt!
- gevloden
- vliedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze