Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verstevigd:
  2. verstevigen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verstevigd (Niederländisch) ins Französisch

verstevigd:

verstevigd Adjektiv

  1. verstevigd

Übersetzung Matrix für verstevigd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
consolidé verstevigd geconsolideerd; versterkt
fortifié verstevigd versterkt
renforcé verstevigd versterkt

verstevigen:

verstevigen Verb (verstevig, verstevigt, verstevigde, verstevigden, verstevigd)

  1. verstevigen (consolideren)
    consolider; renforcer; raffermir; stabiliser; fortifier
    • consolider Verb (consolide, consolides, consolidons, consolidez, )
    • renforcer Verb (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )
    • raffermir Verb (raffermis, raffermit, raffermissons, raffermissez, )
    • stabiliser Verb (stabilise, stabilises, stabilisons, stabilisez, )
    • fortifier Verb (fortifie, fortifies, fortifions, fortifiez, )

Konjugationen für verstevigen:

o.t.t.
  1. verstevig
  2. verstevigt
  3. verstevigt
  4. verstevigen
  5. verstevigen
  6. verstevigen
o.v.t.
  1. verstevigde
  2. verstevigde
  3. verstevigde
  4. verstevigden
  5. verstevigden
  6. verstevigden
v.t.t.
  1. heb verstevigd
  2. hebt verstevigd
  3. heeft verstevigd
  4. hebben verstevigd
  5. hebben verstevigd
  6. hebben verstevigd
v.v.t.
  1. had verstevigd
  2. had verstevigd
  3. had verstevigd
  4. hadden verstevigd
  5. hadden verstevigd
  6. hadden verstevigd
o.t.t.t.
  1. zal verstevigen
  2. zult verstevigen
  3. zal verstevigen
  4. zullen verstevigen
  5. zullen verstevigen
  6. zullen verstevigen
o.v.t.t.
  1. zou verstevigen
  2. zou verstevigen
  3. zou verstevigen
  4. zouden verstevigen
  5. zouden verstevigen
  6. zouden verstevigen
diversen
  1. verstevig!
  2. verstevigt!
  3. verstevigd
  4. verstevigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verstevigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
consolider consolideren; verstevigen aanscherpen; bestendigen; dragen; intensiveren; ondersteunen; schoren; schragen; solidair maken; solidariseren; sterken; sterker maken; sterker worden; steunen; stutten; toespitsen; verhevigen; versterken
fortifier consolideren; verstevigen dragen; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; sterken; sterker worden; steunen; stutten; versterken
raffermir consolideren; verstevigen aanhalen; opstijven; sterken; sterker worden; verscherpen; versterken
renforcer consolideren; verstevigen aandikken; aanhalen; aanscherpen; bevestigen; bezwaren; ergens aan bevestigen; gewicht toevoegen; iets overdreven voorstellen; intensiveren; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; vastmaken; vastzetten; verhevigen; verscherpen; versterken; verzwaren; zwaarder maken
stabiliser consolideren; verstevigen bestendigen; stabiel maken; stabiliseren