Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verflauwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verflauwen (Niederländisch) ins Französisch

verflauwen:

verflauwen Verb (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)

  1. verflauwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; luwen)
  2. verflauwen (verslappen)
    pâlir; s'affaiblir; mollir; s'amollir
    • pâlir Verb (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, )
    • mollir Verb
    • s'amollir Verb

Konjugationen für verflauwen:

o.t.t.
  1. verflauw
  2. verflauwt
  3. verflauwt
  4. verflauwen
  5. verflauwen
  6. verflauwen
o.v.t.
  1. verflauwde
  2. verflauwde
  3. verflauwde
  4. verflauwden
  5. verflauwden
  6. verflauwden
v.t.t.
  1. heb verflauwd
  2. hebt verflauwd
  3. heeft verflauwd
  4. hebben verflauwd
  5. hebben verflauwd
  6. hebben verflauwd
v.v.t.
  1. had verflauwd
  2. had verflauwd
  3. had verflauwd
  4. hadden verflauwd
  5. hadden verflauwd
  6. hadden verflauwd
o.t.t.t.
  1. zal verflauwen
  2. zult verflauwen
  3. zal verflauwen
  4. zullen verflauwen
  5. zullen verflauwen
  6. zullen verflauwen
o.v.t.t.
  1. zou verflauwen
  2. zou verflauwen
  3. zou verflauwen
  4. zouden verflauwen
  5. zouden verflauwen
  6. zouden verflauwen
diversen
  1. verflauw!
  2. verflauwt!
  3. verflauwd
  4. verflauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verflauwen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
s'affaiblir wegsterven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mollir verflauwen; verslappen
pâlir verflauwen; verslappen bleek worden; bleken; lichter worden van kleur; opbleken; oplichten; tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden
s'adoucir luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven
s'affaiblir verflauwen; verslappen aan kracht inboeten; kwijnen; tanen; uitputten; verkwijnen; verslappen; verzwakken; wegkwijnen; wegslinken; zwak worden; zwakker worden
s'amollir verflauwen; verslappen
s'apaiser luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven afkoelen; koel worden; uitrazen; uitwoeden; verstillen; verstommen
se calmer luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven bezinken; kalmeren; uitrazen; uitwoeden
se remettre luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven bekomen; beteren; bijkomen; blij maken; fleurig maken; leven beteren; op adem komen; op zijn verhaal komen; opfleuren; opkalefateren; opknappen; opkrabbelen; oplappen; opmonteren; opvijzelen; verkwikken; vrolijker worden; zich hervinden
se tranquilliser luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven