Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opmonterend:
  2. opmonteren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opmonterend (Niederländisch) ins Französisch

opmonterend:


opmonteren:

opmonteren Verb (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)

  1. opmonteren (blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken)
    ragaillardir; rafraîchir; raviver; réconforter; égayer; requinquer; se remettre; faire plaisir à; se requinquer; remonter le moral à
    • ragaillardir Verb (ragaillardis, ragaillardit, ragaillardissons, ragaillardissez, )
    • rafraîchir Verb (rafraîchis, rafraîchit, rafraîchissons, rafraîchissez, )
    • raviver Verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • réconforter Verb (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, )
    • égayer Verb (égaie, égaies, égayons, égayez, )
    • requinquer Verb

Konjugationen für opmonteren:

o.t.t.
  1. monter op
  2. montert op
  3. montert op
  4. monteren op
  5. monteren op
  6. monteren op
o.v.t.
  1. monterde op
  2. monterde op
  3. monterde op
  4. monterden op
  5. monterden op
  6. monterden op
v.t.t.
  1. ben opgemonterd
  2. bent opgemonterd
  3. is opgemonterd
  4. zijn opgemonterd
  5. zijn opgemonterd
  6. zijn opgemonterd
v.v.t.
  1. was opgemonterd
  2. was opgemonterd
  3. was opgemonterd
  4. waren opgemonterd
  5. waren opgemonterd
  6. waren opgemonterd
o.t.t.t.
  1. zal opmonteren
  2. zult opmonteren
  3. zal opmonteren
  4. zullen opmonteren
  5. zullen opmonteren
  6. zullen opmonteren
o.v.t.t.
  1. zou opmonteren
  2. zou opmonteren
  3. zou opmonteren
  4. zouden opmonteren
  5. zouden opmonteren
  6. zouden opmonteren
diversen
  1. monter op!
  2. montert op!
  3. opgemonterd
  4. opmonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opmonteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faire plaisir à blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
rafraîchir blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden afkoelen; dorst lessen; fleurig maken; hernieuwen; in goede staat brengen; koel worden; koelen; koud worden; laven; nieuw leven inblazen; opfleuren; opfrissen; opknappen; opluchten; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; renoveren; tooien; verfraaien; verfrissen; verkillen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verluchten; verversen; zich mooi maken
ragaillardir blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden fleurig maken; opfleuren; opkikkeren; opknappen; verfrissen; verkwikken
raviver blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden aanmoedigen; activeren; bezielen; fleurig maken; opfleuren; opleven; oppeppen; oprakelen; opwekken; reanimeren; stimuleren; ter sprake brengen; tot leven wekken; verlevendigen
remonter le moral à blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden fleurig maken; opfleuren; opkikkeren; opknappen; verfrissen; verkwikken
requinquer blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden
réconforter blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; opkalefateren; opkikkeren; opknappen; oplappen; opvijzelen; troosten; verfrissen; verkwikken; vertroosten
se remettre blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden bekomen; beteren; bijkomen; fleurig maken; leven beteren; luwen; op adem komen; op zijn verhaal komen; opfleuren; opkalefateren; opknappen; opkrabbelen; oplappen; opvijzelen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven; zich hervinden
se requinquer blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden opkikkeren; opknappen
égayer blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden opvrolijken; verlustigen

Wiktionary Übersetzungen für opmonteren:

opmonteren
verb
  1. opvrolijken, animeren

Computerübersetzung von Drittern: