Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. kapot maken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kapot maken (Niederländisch) ins Französisch

kapot maken:

kapot maken Verb (maak kapot, maakt kapot, maakte kapot, maakten kapot, kapot gemaakt)

  1. kapot maken (slechten)
    démolir; abîmer
    • démolir Verb (démolis, démolit, démolissons, démolissez, )
    • abîmer Verb (abîme, abîmes, abîmons, abîmez, )

Konjugationen für kapot maken:

o.t.t.
  1. maak kapot
  2. maakt kapot
  3. maakt kapot
  4. maken kapot
  5. maken kapot
  6. maken kapot
o.v.t.
  1. maakte kapot
  2. maakte kapot
  3. maakte kapot
  4. maakten kapot
  5. maakten kapot
  6. maakten kapot
v.t.t.
  1. heb kapot gemaakt
  2. hebt kapot gemaakt
  3. heeft kapot gemaakt
  4. hebben kapot gemaakt
  5. hebben kapot gemaakt
  6. hebben kapot gemaakt
v.v.t.
  1. had kapot gemaakt
  2. had kapot gemaakt
  3. had kapot gemaakt
  4. hadden kapot gemaakt
  5. hadden kapot gemaakt
  6. hadden kapot gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal kapot maken
  2. zult kapot maken
  3. zal kapot maken
  4. zullen kapot maken
  5. zullen kapot maken
  6. zullen kapot maken
o.v.t.t.
  1. zou kapot maken
  2. zou kapot maken
  3. zou kapot maken
  4. zouden kapot maken
  5. zouden kapot maken
  6. zouden kapot maken
en verder
  1. ben kapot gemaakt
  2. bent kapot gemaakt
  3. is kapot gemaakt
  4. zijn kapot gemaakt
  5. zijn kapot gemaakt
  6. zijn kapot gemaakt
diversen
  1. maak kapot!
  2. maakt kapot!
  3. kapot gemaakt
  4. kapot makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kapot maken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abîmer kapot maken; slechten aan de zwerf zijn; aantasten; aanvreten; afbreken; afranselen; bederven; beschadigen; breken; iemand toetakelen; in elkaar slaan; in stukken breken; kapotbreken; kapotmaken; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; pijn bezorgen; pijn doen; rondzwerven; slopen; stukmaken; toetakelen; uit elkaar halen; verbroddelen; verhaspelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verloederen; verpesten; verslonzen; verwonden; verzieken; zeer doen; zwerven
démolir kapot maken; slechten aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; afbreken; bederven; beschadigen; breken; desintegreren; ergens uitscheuren; iets afbreken; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotmaken; kapotslaan; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; slopen; stukgooien; stukslaan; tot schroot verwerken; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; verbrijzelen; vernietigen; wegbreken

Wiktionary Übersetzungen für kapot maken:

kapot maken
verb
  1. Briser, rompre

Cross Translation:
FromToVia
kapot maken détruire destroy — to damage beyond use or repair

Verwandte Übersetzungen für kapot maken