Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. epileren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für epileren (Niederländisch) ins Französisch

epileren:

epileren Verb (epileer, epileert, epileerde, epileerden, geëpileerd)

  1. epileren (ontharen)
    épiler
    • épiler Verb (épile, épiles, épilons, épilez, )

Konjugationen für epileren:

o.t.t.
  1. epileer
  2. epileert
  3. epileert
  4. epileren
  5. epileren
  6. epileren
o.v.t.
  1. epileerde
  2. epileerde
  3. epileerde
  4. epileerden
  5. epileerden
  6. epileerden
v.t.t.
  1. heb geëpileerd
  2. hebt geëpileerd
  3. heeft geëpileerd
  4. hebben geëpileerd
  5. hebben geëpileerd
  6. hebben geëpileerd
v.v.t.
  1. had geëpileerd
  2. had geëpileerd
  3. had geëpileerd
  4. hadden geëpileerd
  5. hadden geëpileerd
  6. hadden geëpileerd
o.t.t.t.
  1. zal epileren
  2. zult epileren
  3. zal epileren
  4. zullen epileren
  5. zullen epileren
  6. zullen epileren
o.v.t.t.
  1. zou epileren
  2. zou epileren
  3. zou epileren
  4. zouden epileren
  5. zouden epileren
  6. zouden epileren
en verder
  1. is geëpileerd
  2. zijn geëpileerd
diversen
  1. epileer!
  2. epileert!
  3. geëpileerd
  4. epilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für epileren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
épiler epileren; ontharen

Wiktionary Übersetzungen für epileren:

epileren
verb
  1. (overgankelijk) ontharen (met een pincet, was, hars of een (elektrisch) epileerapparaat dat met kleine pincetjes of tangetjes automatisch haartjes uittrekt)