Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. aangeplant:
  2. aanplanten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aangeplant (Niederländisch) ins Französisch

aangeplant:

aangeplant Adjektiv

  1. aangeplant (geplant)
    planté

Übersetzung Matrix für aangeplant:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
planté aangeplant; geplant

aangeplant form of aanplanten:

aanplanten [het ~] Nomen

  1. het aanplanten (planten; aankweken)
    la plantation; la culture; la cultivation

aanplanten Verb (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)

  1. aanplanten (telen; kweken; fokken; )
    produire; cultiver
    • produire Verb (produis, produit, produisons, produisez, )
    • cultiver Verb (cultive, cultives, cultivons, cultivez, )

Konjugationen für aanplanten:

o.t.t.
  1. plant aan
  2. plant aan
  3. plant aan
  4. planten aan
  5. planten aan
  6. planten aan
o.v.t.
  1. plantte aan
  2. plantte aan
  3. plantte aan
  4. plantten aan
  5. plantten aan
  6. plantten aan
v.t.t.
  1. heb aangeplant
  2. hebt aangeplant
  3. heeft aangeplant
  4. hebben aangeplant
  5. hebben aangeplant
  6. hebben aangeplant
v.v.t.
  1. had aangeplant
  2. had aangeplant
  3. had aangeplant
  4. hadden aangeplant
  5. hadden aangeplant
  6. hadden aangeplant
o.t.t.t.
  1. zal aanplanten
  2. zult aanplanten
  3. zal aanplanten
  4. zullen aanplanten
  5. zullen aanplanten
  6. zullen aanplanten
o.v.t.t.
  1. zou aanplanten
  2. zou aanplanten
  3. zou aanplanten
  4. zouden aanplanten
  5. zouden aanplanten
  6. zouden aanplanten
diversen
  1. plant aan!
  2. plant aan!
  3. aangeplant
  4. aanplantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanplanten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cultivation aankweken; aanplanten; planten culture; geestelijke vorming; kweken; ontplooiing; ontwikkeling; plantage; telen; verbouwen; vooruitgang; vorming
culture aankweken; aanplanten; planten aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; begroeiing; beplanting; beschaving; civilisatie; culture; cultuur; doen voorttelen; fok; fokken; fokkerij; geboefte; gebroed; gespuis; gewas; gewassenverbouwing; grondbewerking; kweek; kweken; plantage; planten; poten; reproductie; schorriemorrie; teelt; telen; tuig; uitschot; vegetatie; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
plantation aankweken; aanplanten; planten aanplant; aanplanting; beplanting; gewas; plantage; planten; poten; vegetatie
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cultiver aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen beschaven; civiliseren; cultiveren; exploiteren; ontwikkelen; uitbuiten
produire aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen baren; bevallen; een prestatie leveren; fabriceren; maken; opbrengen; ophoesten; opleveren; presteren; produceren; ter wereld brengen; vervaardigen; verwekken; voor de dag komen met; voortbrengen

Wiktionary Übersetzungen für aanplanten:

aanplanten
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens.