Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für opleveren (Niederländisch) ins Französisch
opleveren:
-
opleveren (opbrengen)
rapporter; produire; livrer-
rapporter Verb (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, rapportent, rapportais, rapportait, rapportions, rapportiez, rapportaient, rapportai, rapportas, rapporta, rapportâmes, rapportâtes, rapportèrent, rapporterai, rapporteras, rapportera, rapporterons, rapporterez, rapporteront)
-
produire Verb (produis, produit, produisons, produisez, produisent, produisais, produisait, produisions, produisiez, produisaient, produisis, produisit, produisîmes, produisîtes, produisirent, produirai, produiras, produira, produirons, produirez, produiront)
-
livrer Verb (livre, livres, livrons, livrez, livrent, livrais, livrait, livrions, livriez, livraient, livrai, livras, livra, livrâmes, livrâtes, livrèrent, livrerai, livreras, livrera, livrerons, livrerez, livreront)
-
Konjugationen für opleveren:
o.t.t.
- lever op
- levert op
- levert op
- leveren op
- leveren op
- leveren op
o.v.t.
- leverde op
- leverde op
- leverde op
- leverden op
- leverden op
- leverden op
v.t.t.
- heb opgeleverd
- hebt opgeleverd
- heeft opgeleverd
- hebben opgeleverd
- hebben opgeleverd
- hebben opgeleverd
v.v.t.
- had opgeleverd
- had opgeleverd
- had opgeleverd
- hadden opgeleverd
- hadden opgeleverd
- hadden opgeleverd
o.t.t.t.
- zal opleveren
- zult opleveren
- zal opleveren
- zullen opleveren
- zullen opleveren
- zullen opleveren
o.v.t.t.
- zou opleveren
- zou opleveren
- zou opleveren
- zouden opleveren
- zouden opleveren
- zouden opleveren
diversen
- lever op!
- levert op!
- opgeleverd
- opleverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opleveren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
livrer | opbrengen; opleveren | aangeven; aanleveren; aanreiken; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; overgeven; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toesteken; toevoeren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden |
produire | opbrengen; opleveren | aankweken; aanplanten; baren; bevallen; een prestatie leveren; fabriceren; fokken; genereren; kweken; maken; ophoesten; opkweken; planten; presteren; procreëren; produceren; telen; ter wereld brengen; verbouwen; vervaardigen; verwekken; voor de dag komen met; voortbrengen |
rapporter | opbrengen; opleveren | berichten; doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; iets melden; informeren; klikken; meedelen; melden; overbrieven; rapporteren; rondbrieven; rondvertellen; terecht brengen; terugbezorgen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verslag uitbrengen |