Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. verdoezeld:
  2. verdoezelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verdoezeld (Niederländisch) ins Spanisch

verdoezeld:


verdoezelen:

verdoezelen Verb (verdoezel, verdoezelt, verdoezelde, verdoezelden, verdoezeld)

  1. verdoezelen (in de doofpot stoppen)

Konjugationen für verdoezelen:

o.t.t.
  1. verdoezel
  2. verdoezelt
  3. verdoezelt
  4. verdoezelen
  5. verdoezelen
  6. verdoezelen
o.v.t.
  1. verdoezelde
  2. verdoezelde
  3. verdoezelde
  4. verdoezelden
  5. verdoezelden
  6. verdoezelden
v.t.t.
  1. heb verdoezeld
  2. hebt verdoezeld
  3. heeft verdoezeld
  4. hebben verdoezeld
  5. hebben verdoezeld
  6. hebben verdoezeld
v.v.t.
  1. had verdoezeld
  2. had verdoezeld
  3. had verdoezeld
  4. hadden verdoezeld
  5. hadden verdoezeld
  6. hadden verdoezeld
o.t.t.t.
  1. zal verdoezelen
  2. zult verdoezelen
  3. zal verdoezelen
  4. zullen verdoezelen
  5. zullen verdoezelen
  6. zullen verdoezelen
o.v.t.t.
  1. zou verdoezelen
  2. zou verdoezelen
  3. zou verdoezelen
  4. zouden verdoezelen
  5. zouden verdoezelen
  6. zouden verdoezelen
diversen
  1. verdoezel!
  2. verdoezelt!
  3. verdoezeld
  4. verdoezelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verdoezelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
difuminar in de doofpot stoppen; verdoezelen
echar al olvido in de doofpot stoppen; verdoezelen
echar tierra a una cosa in de doofpot stoppen; verdoezelen
esfumar in de doofpot stoppen; verdoezelen