Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. terugplaatsen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugplaatsen (Niederländisch) ins Spanisch

terugplaatsen:

terugplaatsen Verb (plaats terug, plaatst terug, plaatste terug, plaatsten terug, teruggeplaatst)

  1. terugplaatsen (terugleggen; terugzetten)
  2. terugplaatsen (degraderen; in rang verlagen; terugzetten; achteruitzetten)

Konjugationen für terugplaatsen:

o.t.t.
  1. plaats terug
  2. plaatst terug
  3. plaatst terug
  4. plaatsen terug
  5. plaatsen terug
  6. plaatsen terug
o.v.t.
  1. plaatste terug
  2. plaatste terug
  3. plaatste terug
  4. plaatsten terug
  5. plaatsten terug
  6. plaatsten terug
v.t.t.
  1. heb teruggeplaatst
  2. hebt teruggeplaatst
  3. heeft teruggeplaatst
  4. hebben teruggeplaatst
  5. hebben teruggeplaatst
  6. hebben teruggeplaatst
v.v.t.
  1. had teruggeplaatst
  2. had teruggeplaatst
  3. had teruggeplaatst
  4. hadden teruggeplaatst
  5. hadden teruggeplaatst
  6. hadden teruggeplaatst
o.t.t.t.
  1. zal terugplaatsen
  2. zult terugplaatsen
  3. zal terugplaatsen
  4. zullen terugplaatsen
  5. zullen terugplaatsen
  6. zullen terugplaatsen
o.v.t.t.
  1. zou terugplaatsen
  2. zou terugplaatsen
  3. zou terugplaatsen
  4. zouden terugplaatsen
  5. zouden terugplaatsen
  6. zouden terugplaatsen
en verder
  1. ben teruggeplaatst
  2. bent teruggeplaatst
  3. is teruggeplaatst
  4. zijn teruggeplaatst
  5. zijn teruggeplaatst
  6. zijn teruggeplaatst
diversen
  1. plaats terug!
  2. plaatst terug!
  3. teruggeplaatst
  4. terugplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugplaatsen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
degradar degraderen
ser degradado degraderen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
degradar achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten
poner de nuevo terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
rebajar terugleggen; terugplaatsen; terugzetten achteruitgaan; afnemen; afprijzen; declineren; kleiner maken; lager maken; minder worden; minimaliseren; reduceren; verkleinen; verlagen; verminderen
reponer terugleggen; terugplaatsen; terugzetten aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
ser degradado achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; terugplaatsen; terugzetten
volver a poner terugleggen; terugplaatsen; terugzetten remplaceren
volver a su lugar terugleggen; terugplaatsen; terugzetten remplaceren

Wiktionary Übersetzungen für terugplaatsen:


Cross Translation:
FromToVia
terugplaatsen relatar rapporterapporter une chose, la remettre au lieu où elle était.
terugplaatsen entregar; devolver; convalecer remettreTraductions à trier suivant le sens.