Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. prevelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für prevelen (Niederländisch) ins Spanisch

prevelen:

prevelen Verb (prevel, prevelt, prevelde, prevelden, gepreveld)

  1. prevelen (mompelen)

Konjugationen für prevelen:

o.t.t.
  1. prevel
  2. prevelt
  3. prevelt
  4. prevelen
  5. prevelen
  6. prevelen
o.v.t.
  1. prevelde
  2. prevelde
  3. prevelde
  4. prevelden
  5. prevelden
  6. prevelden
v.t.t.
  1. heb gepreveld
  2. hebt gepreveld
  3. heeft gepreveld
  4. hebben gepreveld
  5. hebben gepreveld
  6. hebben gepreveld
v.v.t.
  1. had gepreveld
  2. had gepreveld
  3. had gepreveld
  4. hadden gepreveld
  5. hadden gepreveld
  6. hadden gepreveld
o.t.t.t.
  1. zal prevelen
  2. zult prevelen
  3. zal prevelen
  4. zullen prevelen
  5. zullen prevelen
  6. zullen prevelen
o.v.t.t.
  1. zou prevelen
  2. zou prevelen
  3. zou prevelen
  4. zouden prevelen
  5. zouden prevelen
  6. zouden prevelen
diversen
  1. prevel!
  2. prevelt!
  3. gepreveld
  4. prevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für prevelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
decir entre dientes mompelen; prevelen
hablar entre dientes mompelen; prevelen
murmurar mompelen; prevelen kabbelen; klateren; knorren; knorrend geluid maken; ruisen; suizelen; suizen; zacht ruisen
musitar mompelen; prevelen fluisteren; lispelen; sissen