Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ontbossen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontbossen (Niederländisch) ins Spanisch

ontbossen:

ontbossen Verb (ontbos, ontbost, ontboste, ontbosten, ontbost)

  1. ontbossen (ontbomen)

Konjugationen für ontbossen:

o.t.t.
  1. ontbos
  2. ontbost
  3. ontbost
  4. ontbossen
  5. ontbossen
  6. ontbossen
o.v.t.
  1. ontboste
  2. ontboste
  3. ontboste
  4. ontbosten
  5. ontbosten
  6. ontbosten
v.t.t.
  1. heb ontbost
  2. hebt ontbost
  3. heeft ontbost
  4. hebben ontbost
  5. hebben ontbost
  6. hebben ontbost
v.v.t.
  1. had ontbost
  2. had ontbost
  3. had ontbost
  4. hadden ontbost
  5. hadden ontbost
  6. hadden ontbost
o.t.t.t.
  1. zal ontbossen
  2. zult ontbossen
  3. zal ontbossen
  4. zullen ontbossen
  5. zullen ontbossen
  6. zullen ontbossen
o.v.t.t.
  1. zou ontbossen
  2. zou ontbossen
  3. zou ontbossen
  4. zouden ontbossen
  5. zouden ontbossen
  6. zouden ontbossen
en verder
  1. is ontbost
  2. zijn ontbost
diversen
  1. ontbos!
  2. ontbost!
  3. ontbost
  4. ontbossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontbossen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
talar kappen; omhakken; vellen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
deforestar ontbomen; ontbossen uitdunnen; wegkappen
desarbolar ontbomen; ontbossen
entresacar ontbomen; ontbossen uitdunnen; uitknippen; wegkappen
talar ontbomen; ontbossen bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; omhouwen; vellen

Wiktionary Übersetzungen für ontbossen:

ontbossen
verb
  1. een gebied ontdoen van het erop groeiende woud

Cross Translation:
FromToVia
ontbossen deforestar abholzen — ein Gebiet, einen Landstrich kahl schlagen