Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. normeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für normeren (Niederländisch) ins Spanisch

normeren:

normeren Verb (normeer, normeert, normeerde, normeerden, genormeerd)

  1. normeren

Konjugationen für normeren:

o.t.t.
  1. normeer
  2. normeert
  3. normeert
  4. normeren
  5. normeren
  6. normeren
o.v.t.
  1. normeerde
  2. normeerde
  3. normeerde
  4. normeerden
  5. normeerden
  6. normeerden
v.t.t.
  1. heb genormeerd
  2. hebt genormeerd
  3. heeft genormeerd
  4. hebben genormeerd
  5. hebben genormeerd
  6. hebben genormeerd
v.v.t.
  1. had genormeerd
  2. had genormeerd
  3. had genormeerd
  4. hadden genormeerd
  5. hadden genormeerd
  6. hadden genormeerd
o.t.t.t.
  1. zal normeren
  2. zult normeren
  3. zal normeren
  4. zullen normeren
  5. zullen normeren
  6. zullen normeren
o.v.t.t.
  1. zou normeren
  2. zou normeren
  3. zou normeren
  4. zouden normeren
  5. zouden normeren
  6. zouden normeren
en verder
  1. is genormeerd
  2. zijn genormeerd
diversen
  1. normeer!
  2. normeert!
  3. genormeerd
  4. normerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für normeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
colocar normalmente normeren standaard aanbrengen
normalizar normeren gelijk trekken; normaliseren; regulariseren; standaard aanbrengen; standaardiseren
unificar normeren standaard aanbrengen

Wiktionary Übersetzungen für normeren:

normeren
verb
  1. (overgankelijk) een norm vaststellen voor