Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. hun:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für hun (Niederländisch) ins Spanisch

hun:

hun Adjektiv

  1. hun (hen)
    sus; ellos; su; a ellos; se; ellas; los; les; ella; a ellas; las; ello

Übersetzung Matrix für hun:

PronounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ella ze; zij
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
a ellas men
a ellos men
ella men
ellas men; ze; zij
ello men; zulks
ellos men; ze; zij
las de; men
les men
los de; men
se elkaar; elkander; mekaar; men; zich; zichzelf
su Uwe; men; uw; zijne
sus Uwe; men; uw
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
a ellas hen; hun
a ellos hen; hun
ella hen; hun
ellas hen; hun
ello hen; hun zulke
ellos hen; hun
las hen; hun de
les hen; hun
los hen; hun de
se hen; hun
su hen; hun haar; uw; zijn
sus hen; hun

Verwandte Definitionen für "hun":

  1. bezittelijk: hij is van die andere mensen1
    • het is hun paard1
  2. derde persoon meervoud, bij object zonder 'aan'1
    • ik geef hun een cadeau1

Wiktionary Übersetzungen für hun:


Cross Translation:
FromToVia
hun su; sus their — belonging to them

Computerübersetzung von Drittern: