Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. getand:
  2. tanden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für getand (Niederländisch) ins Spanisch

getand:

getand Adjektiv

  1. getand (gekarteld)
  2. getand (tanden hebbend)
    dentado; dentellado

Übersetzung Matrix für getand:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dentado getand; tanden hebbend gezaagd; kartelig; tandvormig; zaagvormig
dentellado gekarteld; getand; tanden hebbend gezaagd; kartelig; zaagvormig

Verwandte Wörter für "getand":

  • getande

getand form of tanden:

tanden [de ~] Nomen, Plural

  1. de tanden (alle tanden en kiezen; gebit)
    el dientes; la dentadura

tanden Verb (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

  1. tanden (uittanden)

Konjugationen für tanden:

o.t.t.
  1. tand
  2. tandt
  3. tandt
  4. tanden
  5. tanden
  6. tanden
o.v.t.
  1. tandde
  2. tandde
  3. tandde
  4. tandden
  5. tandden
  6. tandden
v.t.t.
  1. heb getand
  2. hebt getand
  3. heeft getand
  4. hebben getand
  5. hebben getand
  6. hebben getand
v.v.t.
  1. had getand
  2. had getand
  3. had getand
  4. hadden getand
  5. hadden getand
  6. hadden getand
o.t.t.t.
  1. zal tanden
  2. zult tanden
  3. zal tanden
  4. zullen tanden
  5. zullen tanden
  6. zullen tanden
o.v.t.t.
  1. zou tanden
  2. zou tanden
  3. zou tanden
  4. zouden tanden
  5. zouden tanden
  6. zouden tanden
en verder
  1. ben getand
  2. bent getand
  3. is getand
  4. zijn getand
  5. zijn getand
  6. zijn getand
diversen
  1. tand!
  2. tandt!
  3. getand
  4. tandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tanden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dentadura alle tanden en kiezen; gebit; tanden
dientes alle tanden en kiezen; gebit; tanden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hacer dientes tanden; uittanden

Verwandte Wörter für "tanden":