Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. dompelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dompelen (Niederländisch) ins Spanisch

dompelen:

dompelen Verb (dompel, dompelt, dompelde, dompelden, gedompeld)

  1. dompelen (onderdompelen; onderduwen)

Konjugationen für dompelen:

o.t.t.
  1. dompel
  2. dompelt
  3. dompelt
  4. dompelen
  5. dompelen
  6. dompelen
o.v.t.
  1. dompelde
  2. dompelde
  3. dompelde
  4. dompelden
  5. dompelden
  6. dompelden
v.t.t.
  1. heb gedompeld
  2. hebt gedompeld
  3. heeft gedompeld
  4. hebben gedompeld
  5. hebben gedompeld
  6. hebben gedompeld
v.v.t.
  1. had gedompeld
  2. had gedompeld
  3. had gedompeld
  4. hadden gedompeld
  5. hadden gedompeld
  6. hadden gedompeld
o.t.t.t.
  1. zal dompelen
  2. zult dompelen
  3. zal dompelen
  4. zullen dompelen
  5. zullen dompelen
  6. zullen dompelen
o.v.t.t.
  1. zou dompelen
  2. zou dompelen
  3. zou dompelen
  4. zouden dompelen
  5. zouden dompelen
  6. zouden dompelen
en verder
  1. is gedompeld
  2. zijn gedompeld
diversen
  1. dompel!
  2. dompelt!
  3. gedompeld
  4. dompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dompelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sumergir onderdompelen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hundir en dompelen; onderdompelen; onderduwen dompelen in; indompelen; onderdompelen
sumergir dompelen; onderdompelen; onderduwen
zambullir dompelen; onderdompelen; onderduwen

Verwandte Übersetzungen für dompelen