Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. dispenseren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dispenseren (Niederländisch) ins Spanisch

dispenseren:

dispenseren Verb (dispenseer, dispenseert, dispenseerde, dispenseerden, gedispenseerd)

  1. dispenseren

Konjugationen für dispenseren:

o.t.t.
  1. dispenseer
  2. dispenseert
  3. dispenseert
  4. dispenseren
  5. dispenseren
  6. dispenseren
o.v.t.
  1. dispenseerde
  2. dispenseerde
  3. dispenseerde
  4. dispenseerden
  5. dispenseerden
  6. dispenseerden
v.t.t.
  1. heb gedispenseerd
  2. hebt gedispenseerd
  3. heeft gedispenseerd
  4. hebben gedispenseerd
  5. hebben gedispenseerd
  6. hebben gedispenseerd
v.v.t.
  1. had gedispenseerd
  2. had gedispenseerd
  3. had gedispenseerd
  4. hadden gedispenseerd
  5. hadden gedispenseerd
  6. hadden gedispenseerd
o.t.t.t.
  1. zal dispenseren
  2. zult dispenseren
  3. zal dispenseren
  4. zullen dispenseren
  5. zullen dispenseren
  6. zullen dispenseren
o.v.t.t.
  1. zou dispenseren
  2. zou dispenseren
  3. zou dispenseren
  4. zouden dispenseren
  5. zouden dispenseren
  6. zouden dispenseren
diversen
  1. dispenseer!
  2. dispenseert!
  3. gedispenseerd
  4. dispenserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dispenseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dispensar dispenseren