Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. buurt:
  2. buurten:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for buurt:
    • vecindario


Niederländisch

Detailübersetzungen für buurt (Niederländisch) ins Spanisch

buurt:

buurt [de ~] Nomen

  1. de buurt (stadswijk; wijk; woonwijk; )
    el barrio; la barriada
  2. de buurt (nabijheid)
    la cercanía; el barrio; la proximidad; la vecindad

Übersetzung Matrix für buurt:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
barriada buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk
barrio buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; nabijheid; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk afstand; baan; baanvak; district; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; vliegreis; vliegtocht; vlucht; weg
cercanía buurt; nabijheid
proximidad buurt; nabijheid
vecindad buurt; nabijheid

Verwandte Wörter für "buurt":


Verwandte Definitionen für "buurt":

  1. dichtbij1
    • we wonen in de buurt van het station1
  2. groep huizen die bij elkaar staan1
    • het is feest in onze buurt1

Wiktionary Übersetzungen für buurt:

buurt
noun
  1. een (deel van een) wijk
  2. de nabijheid

Cross Translation:
FromToVia
buurt vecindad; barrio neighborhood — nearby area
buurt barrio; vecindad; colonia; fraccionamiento neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home
buurt barrio Viertel — eine Wohngegend; ein Häuserblock
buurt barrio; barriada; vecindario; colonia quartierquart, une des quatre parties plus ou moins égales d'un tout.

buurten:

buurten Verb (buurt, buurtde, buurtden, gebuurt)

  1. buurten

Konjugationen für buurten:

o.t.t.
  1. buurt
  2. buurt
  3. buurt
  4. buurten
  5. buurten
  6. buurten
o.v.t.
  1. buurtde
  2. buurtde
  3. buurtde
  4. buurtden
  5. buurtden
  6. buurtden
v.t.t.
  1. heb gebuurt
  2. hebt gebuurt
  3. heeft gebuurt
  4. hebben gebuurt
  5. hebben gebuurt
  6. hebben gebuurt
v.v.t.
  1. had gebuurt
  2. had gebuurt
  3. had gebuurt
  4. hadden gebuurt
  5. hadden gebuurt
  6. hadden gebuurt
o.t.t.t.
  1. zal buurten
  2. zult buurten
  3. zal buurten
  4. zullen buurten
  5. zullen buurten
  6. zullen buurten
o.v.t.t.
  1. zou buurten
  2. zou buurten
  3. zou buurten
  4. zouden buurten
  5. zouden buurten
  6. zouden buurten
diversen
  1. buurt!
  2. buurt!
  3. gebuurt
  4. buurtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buurten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
comadrear buurten belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
visitar los vecinos buurten

Verwandte Wörter für "buurten":


Verwandte Übersetzungen für buurt