Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bezinken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bezinken (Niederländisch) ins Spanisch

bezinken:

bezinken Verb (bezink, bezinkt, bezonk, bezonken, bezonken)

  1. bezinken

Konjugationen für bezinken:

o.t.t.
  1. bezink
  2. bezinkt
  3. bezinkt
  4. bezinken
  5. bezinken
  6. bezinken
o.v.t.
  1. bezonk
  2. bezonk
  3. bezonk
  4. bezonken
  5. bezonken
  6. bezonken
v.t.t.
  1. heb bezonken
  2. hebt bezonken
  3. heeft bezonken
  4. hebben bezonken
  5. hebben bezonken
  6. hebben bezonken
v.v.t.
  1. had bezonken
  2. had bezonken
  3. had bezonken
  4. hadden bezonken
  5. hadden bezonken
  6. hadden bezonken
o.t.t.t.
  1. zal bezinken
  2. zult bezinken
  3. zal bezinken
  4. zullen bezinken
  5. zullen bezinken
  6. zullen bezinken
o.v.t.t.
  1. zou bezinken
  2. zou bezinken
  3. zou bezinken
  4. zouden bezinken
  5. zouden bezinken
  6. zouden bezinken
diversen
  1. bezink!
  2. bezinkt!
  3. bezonken
  4. bezinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bezinken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aclararse bezinken nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken

Wiktionary Übersetzungen für bezinken:

bezinken
verb
  1. (ergatief) het proces waarbij een suspensie geleidelijk uitzakt naar de bodem van het vat onder de werking van de zwaartekracht.