Niederländisch

Detailübersetzungen für leidend (Niederländisch) ins Englisch

leidend:

leidend Adjektiv

  1. leidend (aanvoerend; eerste)
    first; leading; foremost
  2. leidend (leidinggevend)
    executive
  3. leidend (voorop; vooraan; voorin)

Übersetzung Matrix für leidend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
executive hoofdbestuur; kader; leidinggevend personeel; staf
leading aanvoeren; aanvoering; besturen; interlinie; leiding; leidinggeven; regelafstand; voorgaan
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lead the way iemand voorgaan
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
executive leidend; leidinggevend doend; uitvoerend
leading aanvoerend; eerste; leidend; vooraan; voorin; voorop befaamd; dominant; geacht; gezaghebbend; hooggeplaatst; hooggezeten; maatgevend; prominent; toonaangevend; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
in front leidend; vooraan; voorin; voorop van voren; vooraan
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
in front van voren; voren
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
first aanvoerend; eerste; leidend aanvankelijk; eerst; eerste
foremost aanvoerend; eerste; leidend; vooraan; voorin; voorop aanvankelijk; eerst
lead the way leidend; vooraan; voorin; voorop

leiden:

leiden Verb (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)

  1. leiden (begeleiden; voeren; meevoeren)
    to lead; to guide; to direct; point the direction
  2. leiden (leiding geven; besturen; aanvoeren; voorzitten; managen)
    to lead; to preside; to direct; to command
    • lead Verb (leads, led, leading)
    • preside Verb (presides, presided, presiding)
    • direct Verb (directs, directed, directing)
    • command Verb (commands, commanded, commanding)
  3. leiden (bevel voeren over; aanvoeren; commanderen; leidinggeven)
    to preside; to take the lead; be in command of; to command; to order

Konjugationen für leiden:

o.t.t.
  1. leid
  2. leidt
  3. leidt
  4. leiden
  5. leiden
  6. leiden
o.v.t.
  1. leidde
  2. leidde
  3. leidde
  4. leidden
  5. leidden
  6. leidden
v.t.t.
  1. heb geleid
  2. hebt geleid
  3. heeft geleid
  4. hebben geleid
  5. hebben geleid
  6. hebben geleid
v.v.t.
  1. had geleid
  2. had geleid
  3. had geleid
  4. hadden geleid
  5. hadden geleid
  6. hadden geleid
o.t.t.t.
  1. zal leiden
  2. zult leiden
  3. zal leiden
  4. zullen leiden
  5. zullen leiden
  6. zullen leiden
o.v.t.t.
  1. zou leiden
  2. zou leiden
  3. zou leiden
  4. zouden leiden
  5. zouden leiden
  6. zouden leiden
en verder
  1. ben geleid
  2. bent geleid
  3. is geleid
  4. zijn geleid
  5. zijn geleid
  6. zijn geleid
diversen
  1. leid!
  2. leidt!
  3. geleid
  4. leidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für leiden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
command aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
guide aanwijzing; begeleider; begeleidster; gids; handboek; hulplijn; leidsman; loods; reisbegeleider; reisgids; reisleider; reisleidster; richtlijn; rondleider
lead aanknopingspunt; aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; elektrische geleiding; geleiding; leiding; lood; naaiplombe; plombe; potentiële klant; sales lead; spoor; tip; vingerwenk; vingerwijzing; voorgaan; voorsprong; wenk
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
be in command of aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
command aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
direct aanvoeren; begeleiden; besturen; leiden; leiding geven; managen; meevoeren; voeren; voorzitten dirigeren; gebieden; gelasten; orkest dirigeren; regisseren; verwijzen; verwijzen naar; voorschrijven
guide begeleiden; leiden; meevoeren; voeren in goede banen leiden
lead aanvoeren; begeleiden; besturen; leiden; leiding geven; managen; meevoeren; voeren; voorzitten in goede banen leiden; loden; van loodglazuur voorzien
order aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven aanrukken; afkondigen; bestellen; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; macht uitoefenen; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
point the direction begeleiden; leiden; meevoeren; voeren in goede banen leiden
preside aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten
take the lead aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
- voeren
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
direct directe; frontaal; klassikaal; openlijk; ronduit

Synonyms for "leiden":


Antonyme für "leiden":


Verwandte Definitionen für "leiden":

  1. aangeven wat er moet gebeuren1
    • de voorzitter leidt de vergadering1
  2. vooropgaan of bovenaan staan1
    • Ajax leidt in de eredivisie van het voetbal1
  3. in een bepaalde richting gaan1
    • deze weg leidt naar Amsterdam1

Wiktionary Übersetzungen für leiden:

leiden
verb
  1. to direct or be in charge
  2. intransitive: to guide or conduct
  3. guide or conduct oneself
  4. draw or direct by influence
  5. conduct or direct with authority
  6. go or be in advance of; precede
  7. guide or conduct in a certain course
  8. guide or conduct with the hand, or by means of some physical contact connection
  9. (transitive) be in command of
  10. to lead, guide, or assist with the hand
  11. (intr.) to exercise political authority
  12. direct or manage
  13. lead or guide
  14. direct the flow
  15. to direct along a particular course
  16. to cause to happen

Cross Translation:
FromToVia
leiden manage; lead leiten — die Führung ausüben
leiden conduct; lead leiten — etwas in eine bestimmte Richtung/an ein bestimmtes Ziel lenken
leiden result; amount; adjoin; conduct; guide; lead; channel; wage; bring; drive; exit; go out; alight; emerge; leave; quit; accomplish; attain; get; reach; achieve; arrive at aboutirtoucher par un bout.
leiden drive; steer; fly; conduct; guide; lead; channel; wage; bring conduiremener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
leiden to guide cornaquerdiriger.
leiden guide; conduct; direct; head; lead; drive; show the way guideraccompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin.
leiden lead mener — Conduire (sens général)
leiden tune; attune; regulate; regularize; settle; adjust; arrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; sort; conduct; direct; guide; head; lead; drive; show the way réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Computerübersetzung von Drittern: