Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gedekt:
  2. dekken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gedekt (Niederländisch) ins Englisch

gedekt:

gedekt Adjektiv

  1. gedekt (gecovered; gezekerd)
    covered; insured; secured

Übersetzung Matrix für gedekt:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
insured verzekerde
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
covered gecovered; gedekt; gezekerd afgedekt; bedekt; ingedekt; overdekt; verbloemd; verholen; verkapt; versluierd
insured gecovered; gedekt; gezekerd
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
secured gecovered; gedekt; gezekerd beveiligd

dekken:

dekken [het ~] Nomen

  1. het dekken (dakdekken)
    the thatching; the tiling

dekken Verb (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)

  1. dekken (overkappen; overwelven)
    to cover; to arch over; roof in
    • cover Verb (covers, covered, covering)
    • arch over Verb (arches over, arched over, arching over)
    • roof in Verb

Konjugationen für dekken:

o.t.t.
  1. dek
  2. dekt
  3. dekt
  4. dekken
  5. dekken
  6. dekken
o.v.t.
  1. dekte
  2. dekte
  3. dekte
  4. dekten
  5. dekten
  6. dekten
v.t.t.
  1. heb gedekt
  2. hebt gedekt
  3. heeft gedekt
  4. hebben gedekt
  5. hebben gedekt
  6. hebben gedekt
v.v.t.
  1. had gedekt
  2. had gedekt
  3. had gedekt
  4. hadden gedekt
  5. hadden gedekt
  6. hadden gedekt
o.t.t.t.
  1. zal dekken
  2. zult dekken
  3. zal dekken
  4. zullen dekken
  5. zullen dekken
  6. zullen dekken
o.v.t.t.
  1. zou dekken
  2. zou dekken
  3. zou dekken
  4. zouden dekken
  5. zouden dekken
  6. zouden dekken
en verder
  1. ben gedekt
  2. bent gedekt
  3. is gedekt
  4. zijn gedekt
  5. zijn gedekt
  6. zijn gedekt
diversen
  1. dek!
  2. dekt!
  3. gedekt
  4. dekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cover afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
thatching dakdekken; dekken
tiling dakdekken; dekken tegelwerk
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arch over dekken; overkappen; overwelven
cover dekken; overkappen; overwelven afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkoepelen; overtrekken; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen
roof in dekken; overkappen; overwelven

Verwandte Wörter für "dekken":


Synonyms for "dekken":


Verwandte Definitionen für "dekken":

  1. een jong maken1
    • de bok dekt de geit1
  2. er iets overheen doen1
    • hij dekt het dak met teer1
  3. hem beschermen1
    • ik zal je wel dekken als ze moeilijk doen1
  4. betalen wat het kost1
    • dekt de verzekering deze schade?1

Wiktionary Übersetzungen für dekken:

dekken
verb
  1. (overgankelijk) voorzien van een dak
dekken
verb
  1. of a dog: impregnate
  2. copulate
  3. provide enough money for
  4. protect by shooting
  5. to conceal or protect
  6. to arrange with dishes and cutlery

Cross Translation:
FromToVia
dekken cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; wrap up recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)