Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. beoefenen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beoefenen (Niederländisch) ins Englisch

beoefenen:

beoefenen Verb (beoefen, beoefent, beoefende, beoefenden, beoefend)

  1. beoefenen (uitoefenen)
    to practise; to practice
    • practise Verb, britisch (practises, practised, practising)
    • practice Verb, amerikanisch (practices, practiced, practicing)

Konjugationen für beoefenen:

o.t.t.
  1. beoefen
  2. beoefent
  3. beoefent
  4. beoefenen
  5. beoefenen
  6. beoefenen
o.v.t.
  1. beoefende
  2. beoefende
  3. beoefende
  4. beoefenden
  5. beoefenden
  6. beoefenden
v.t.t.
  1. heb beoefend
  2. hebt beoefend
  3. heeft beoefend
  4. hebben beoefend
  5. hebben beoefend
  6. hebben beoefend
v.v.t.
  1. had beoefend
  2. had beoefend
  3. had beoefend
  4. hadden beoefend
  5. hadden beoefend
  6. hadden beoefend
o.t.t.t.
  1. zal beoefenen
  2. zult beoefenen
  3. zal beoefenen
  4. zullen beoefenen
  5. zullen beoefenen
  6. zullen beoefenen
o.v.t.t.
  1. zou beoefenen
  2. zou beoefenen
  3. zou beoefenen
  4. zouden beoefenen
  5. zouden beoefenen
  6. zouden beoefenen
diversen
  1. beoefen!
  2. beoefent!
  3. beoefend
  4. beoefenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beoefenen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
practice aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
practise aanwenden; aanwending; dokteren; ervaring; gebruik; oefening; oplappen; praktijk; routine; toepassing; uitoefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
practice beoefenen; uitoefenen aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen
practise beoefenen; uitoefenen aangrijpen; aanwenden; bekwamen; benutten; bezigen; coachen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; harden; herhalen; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; toepassen; trainen

Wiktionary Übersetzungen für beoefenen:

beoefenen
verb
  1. to participate in, practise (an activity, profession)

Cross Translation:
FromToVia
beoefenen exert; practise; put into practice; apply; practice; administer pratiquerTraductions à trier suivant le sens.

Computerübersetzung von Drittern: