Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. zakelijk:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zakelijk (Niederländisch) ins Deutsch

zakelijk:

zakelijk Adjektiv

  1. zakelijk (nuchter; koel)
    sachlich; nüchtern; lakonisch

Übersetzung Matrix für zakelijk:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lakonisch koel; nuchter; zakelijk
nüchtern koel; nuchter; zakelijk doodgemoedereerd; doodkalm; eenvoudig; fris; frisjes; gemoedereerd; koel; matig; niet beschonken; nuchter; objectief; onpartijdig; sober
sachlich koel; nuchter; zakelijk daadwerkelijk; eenvoudig; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; inhoudelijk; matig; niet beschonken; nuchter; objectief; onpartijdig; sober; wat de inhoud betreft; werkelijk

Verwandte Wörter für "zakelijk":

  • zakelijkheid, zakelijker, zakelijkere, zakelijkst, zakelijkste, zakelijke

Wiktionary Übersetzungen für zakelijk:

zakelijk
Cross Translation:
FromToVia
zakelijk bündig; gedrängt; konzis; kurz concis — Qui exprimer quelque chose le plus clairement possible avec un nombre de mots restreint.