Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. verloven:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verloven (Niederländisch) ins Deutsch

verloven:

verloven Verb (verloof, verlooft, verloofde, verloofden, verloofd)

  1. verloven (ondertrouwen)
    aushängen
    • aushängen Verb (hänge aus, hängst aus, hängt aus, hängte aus, hängtet aus, ausgehängt)

Konjugationen für verloven:

o.t.t.
  1. verloof
  2. verlooft
  3. verlooft
  4. verloven
  5. verloven
  6. verloven
o.v.t.
  1. verloofde
  2. verloofde
  3. verloofde
  4. verloofden
  5. verloofden
  6. verloofden
v.t.t.
  1. ben verloofd
  2. bent verloofd
  3. is verloofd
  4. zijn verloofd
  5. zijn verloofd
  6. zijn verloofd
v.v.t.
  1. was verloofd
  2. was verloofd
  3. was verloofd
  4. waren verloofd
  5. waren verloofd
  6. waren verloofd
o.t.t.t.
  1. zal verloven
  2. zult verloven
  3. zal verloven
  4. zullen verloven
  5. zullen verloven
  6. zullen verloven
o.v.t.t.
  1. zou verloven
  2. zou verloven
  3. zou verloven
  4. zouden verloven
  5. zouden verloven
  6. zouden verloven
diversen
  1. verloof!
  2. verlooft!
  3. verloofd
  4. verlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verloven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aushängen ondertrouwen; verloven etaleren; naar buiten hangen; tentoonstellen; tonen; uithangen; uitstallen

Wiktionary Übersetzungen für verloven:

verloven
verb
  1. iemand een (informele) belofte om te trouwen geven

Cross Translation:
FromToVia
verloven verloben fiancerengager par une promesse de mariage.