Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vastdraaien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastdraaien (Niederländisch) ins Deutsch

vastdraaien:

vastdraaien Verb (draai vast, draait vast, draaide vast, draaiden vast, vastgedraaid)

  1. vastdraaien
    festdrehen
    • festdrehen Verb (drehe fest, drehst fest, dreht fest, drehte fest, drehtet fest, festgedreht)

Konjugationen für vastdraaien:

o.t.t.
  1. draai vast
  2. draait vast
  3. draait vast
  4. draaien vast
  5. draaien vast
  6. draaien vast
o.v.t.
  1. draaide vast
  2. draaide vast
  3. draaide vast
  4. draaiden vast
  5. draaiden vast
  6. draaiden vast
v.t.t.
  1. heb vastgedraaid
  2. hebt vastgedraaid
  3. heeft vastgedraaid
  4. hebben vastgedraaid
  5. hebben vastgedraaid
  6. hebben vastgedraaid
v.v.t.
  1. had vastgedraaid
  2. had vastgedraaid
  3. had vastgedraaid
  4. hadden vastgedraaid
  5. hadden vastgedraaid
  6. hadden vastgedraaid
o.t.t.t.
  1. zal vastdraaien
  2. zult vastdraaien
  3. zal vastdraaien
  4. zullen vastdraaien
  5. zullen vastdraaien
  6. zullen vastdraaien
o.v.t.t.
  1. zou vastdraaien
  2. zou vastdraaien
  3. zou vastdraaien
  4. zouden vastdraaien
  5. zouden vastdraaien
  6. zouden vastdraaien
en verder
  1. ben vastgedraaid
  2. bent vastgedraaid
  3. is vastgedraaid
  4. zijn vastgedraaid
  5. zijn vastgedraaid
  6. zijn vastgedraaid
diversen
  1. draai vast!
  2. draait vast!
  3. vastgedraaid
  4. vastdraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastdraaien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
festdrehen vastdraaien aandraaien; aanschroeven; door draaien vastmaken; vastschroeven