Niederländisch
Detailübersetzungen für tussen zetten (Niederländisch) ins Deutsch
tussen zetten:
-
tussen zetten
Konjugationen für tussen zetten:
o.t.t.
- zet tussen
- zet tussen
- zet tussen
- zetten tussen
- zetten tussen
- zetten tussen
o.v.t.
- zette tussen
- zette tussen
- zette tussen
- zetten tussen
- zetten tussen
- zetten tussen
v.t.t.
- heb tussen gezet
- hebt tussen gezet
- heeft tussen gezet
- hebben tussen gezet
- hebben tussen gezet
- hebben tussen gezet
v.v.t.
- had tussen gezet
- had tussen gezet
- had tussen gezet
- hadden tussen gezet
- hadden tussen gezet
- hadden tussen gezet
o.t.t.t.
- zal tussen zetten
- zult tussen zetten
- zal tussen zetten
- zullen tussen zetten
- zullen tussen zetten
- zullen tussen zetten
o.v.t.t.
- zou tussen zetten
- zou tussen zetten
- zou tussen zetten
- zouden tussen zetten
- zouden tussen zetten
- zouden tussen zetten
en verder
- ben tussen gezet
- bent tussen gezet
- is tussen gezet
- zijn tussen gezet
- zijn tussen gezet
- zijn tussen gezet
diversen
- zet tussen!
- zett tussen!
- tussen gezet
- tussen zettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze