Niederländisch
Detailübersetzungen für preciseren (Niederländisch) ins Deutsch
preciseren:
-
preciseren (uitwerken)
ausarbeiten; genauerumschreiben-
ausarbeiten Verb (arbeite aus, arbeitest aus, arbeitet aus, arbeitete aus, arbeitetet aus, ausgearbeitet)
-
genauerumschreiben Verb
-
-
preciseren (nader omschrijven)
Konjugationen für preciseren:
o.t.t.
- preciseer
- preciseert
- preciseert
- preciseren
- preciseren
- preciseren
o.v.t.
- preciseerde
- preciseerde
- preciseerde
- preciseerden
- preciseerden
- preciseerden
v.t.t.
- heb gepreciseerd
- hebt gepreciseerd
- heeft gepreciseerd
- hebben gepreciseerd
- hebben gepreciseerd
- hebben gepreciseerd
v.v.t.
- had gepreciseerd
- had gepreciseerd
- had gepreciseerd
- hadden gepreciseerd
- hadden gepreciseerd
- hadden gepreciseerd
o.t.t.t.
- zal preciseren
- zult preciseren
- zal preciseren
- zullen preciseren
- zullen preciseren
- zullen preciseren
o.v.t.t.
- zou preciseren
- zou preciseren
- zou preciseren
- zouden preciseren
- zouden preciseren
- zouden preciseren
diversen
- preciseer!
- preciseert!
- gepreciseerd
- preciserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für preciseren:
Wiktionary Übersetzungen für preciseren:
preciseren
verb
-
(transitiv) etwas genauer beschreiben, eingrenzen
Computerübersetzung von Drittern: