Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. overkoken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overkoken (Niederländisch) ins Deutsch

overkoken:

overkoken Verb (overkook, overkookt, overkookte, overkookten, overkookt)

  1. overkoken
    überkochen
    • überkochen Verb (überkoche, überkochst, überkocht, überkochte, überkochtet, überkocht)

Konjugationen für overkoken:

o.t.t.
  1. overkook
  2. overkookt
  3. overkookt
  4. overkoen
  5. overkoken
  6. overkoken
o.v.t.
  1. overkookte
  2. overkookte
  3. overkookte
  4. overkookten
  5. overkookten
  6. overkookten
v.t.t.
  1. ben overkookt
  2. bent overkookt
  3. is overkookt
  4. zijn overkookt
  5. zijn overkookt
  6. zijn overkookt
v.v.t.
  1. was overkookt
  2. was overkookt
  3. was overkookt
  4. waren overkookt
  5. waren overkookt
  6. waren overkookt
o.t.t.t.
  1. zal overkoken
  2. zult overkoken
  3. zal overkoken
  4. zullen overkoken
  5. zullen overkoken
  6. zullen overkoken
o.v.t.t.
  1. zou overkoken
  2. zou overkoken
  3. zou overkoken
  4. zouden overkoken
  5. zouden overkoken
  6. zouden overkoken
en verder
  1. heb overkookt
  2. hebt overkookt
  3. heeft overkookt
  4. hebben overkookt
  5. hebben overkookt
  6. hebben overkookt
diversen
  1. overkook!
  2. overkookt!
  3. overkookt
  4. overkokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overkoken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
überkochen overkoken