Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. ontvolken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontvolken (Niederländisch) ins Deutsch

ontvolken:

ontvolken Verb (ontvolk, ontvolkt, ontvolkte, ontvolkten, ontvolkt)

  1. ontvolken
    entvölkern
    • entvölkern Verb (entvölkere, entvölkerst, entvölkert, entvölkerte, entvölkertet, entvölkert)

Konjugationen für ontvolken:

o.t.t.
  1. ontvolk
  2. ontvolkt
  3. ontvolkt
  4. ontvolken
  5. ontvolken
  6. ontvolken
o.v.t.
  1. ontvolkte
  2. ontvolkte
  3. ontvolkte
  4. ontvolkten
  5. ontvolkten
  6. ontvolkten
v.t.t.
  1. heb ontvolkt
  2. hebt ontvolkt
  3. heeft ontvolkt
  4. hebben ontvolkt
  5. hebben ontvolkt
  6. hebben ontvolkt
v.v.t.
  1. had ontvolkt
  2. had ontvolkt
  3. had ontvolkt
  4. hadden ontvolkt
  5. hadden ontvolkt
  6. hadden ontvolkt
o.t.t.t.
  1. zal ontvolken
  2. zult ontvolken
  3. zal ontvolken
  4. zullen ontvolken
  5. zullen ontvolken
  6. zullen ontvolken
o.v.t.t.
  1. zou ontvolken
  2. zou ontvolken
  3. zou ontvolken
  4. zouden ontvolken
  5. zouden ontvolken
  6. zouden ontvolken
en verder
  1. heeft ontvolkt
  2. hebben ontvolkt
diversen
  1. ontvolk!
  2. ontvolkt!
  3. ontvolkt
  4. ontvolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontvolken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
entvölkern ontvolken uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen

Wiktionary Übersetzungen für ontvolken:


Cross Translation:
FromToVia
ontvolken entvölkern depopulate — to reduce the population of a region by disease, war, forced relocation etc.