Niederländisch

Detailübersetzungen für netheid (Niederländisch) ins Deutsch

netheid:

netheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de netheid (properheid)
    die Sauberkeit; die Geplegtheit; die Reinlichheit
  2. de netheid (ordelijkheid; keurigheid; onberispelijkheid)
    die Ordentlichkeit; der Anstand; die Höflichkeit; die Reinheit; die Sittlichkeit; die Unschuld; die Anständigkeit; die Sittsamkeit; die Artigkeit; die Schicklichkeit; die Fleckenlosigkeit
  3. de netheid (keurigheid; gepastheid; fatsoen; )
    die Anständigkeit; die Sittsamkeit; die Schicklichkeit
  4. de netheid (onberispelijkheid; ordelijkheid; opgeruimdheid; )
    die Sauberkeit; die Schicklichkeit; der Anstand; die Höflichkeit; die Reinheit; die Sittlichkeit; die Ehrlichkeit; die Unschuld; die Keuschheit; die Anständigkeit; die Makellosigkeit; die Sittsamkeit; die Artigkeit; die Tadelosigkeit; die Fleckenlosigkeit

Übersetzung Matrix für netheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anstand keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; galanterie; gevoeglijkheid; hoffelijkheid; urbaniteit; voegzaamheid; waardigheid; welgemanierdheid; wellevendheid; welvoeglijkheid
Anständigkeit eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid betamelijkheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; fatsoensnormen; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
Artigkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid gemanierdheid; toneelspel
Ehrlichkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid eerlijkheid; etiquette; openhartigheid; openheid; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; waarheidszin
Fleckenlosigkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid feilloosheid; reinheid; vlekkeloosheid; zuiverheid
Geplegtheit netheid; properheid
Höflichkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid beleefdheid; beleefdheidsbetuiging; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; galanterie; gemanierdheid; gevoeglijkheid; hoffelijkheid; hoofsheid; plichtpleging; toneelspel; urbaniteit; welgemanierdheid; wellevendheid; welvoeglijkheid
Keuschheit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
Makellosigkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid feilloosheid; reinheid; vlekkeloosheid; zuiverheid
Ordentlichkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; ordelijkheid
Reinheit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid puurheid; zindelijkheid
Reinlichheit netheid; properheid
Sauberkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid puurheid; reinheid; vlekkeloosheid; zindelijkheid; zuiverheid
Schicklichkeit eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; voegzaamheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
Sittlichkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid betamelijkheid; ethiek; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; moraal; moraliteit; welgemanierdheid; welvoeglijkheid; zedelijkheid; zedenleer
Sittsamkeit eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; fatsoensnormen; gevoeglijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
Tadelosigkeit keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid
Unschuld keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid argeloosheid; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid

Verwandte Wörter für "netheid":


netheid form of net:

net [de ~ (m)] Nomen

  1. de net (netwerk)
    Netz; Fangnetz; Geflecht
  2. de net (televisiekanaal)
    der Fernsehkanal

net Adjektiv

  1. net (daarnet; pas; juist; zojuist; zonet)
    gerade; neulich; vorhin
  2. net (nog maar pas)
    gerade; gerade eben
  3. net (krek; precies; juist)
    genau; korrekt; richtig; haargenau
  4. net (accuraat; zorgvuldig; precies; secuur; stipt)
    genau; pünktlich; sorgfältig; sicher; akkurat; eigen; gewissenhaft; eingehend
  5. net (rein; schoon; kuis)
    rein; anständig; züchtig; keusch; sittsam

Übersetzung Matrix für net:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Fangnetz net; netwerk valnet; vangnet; vangzeilen; visfuik; visnet
Fernsehkanal net; televisiekanaal
Geflecht net; netwerk oeverriet; riet; rietstengel; rotan; spinsel; vlechtsel; vlechtwerk; web
Netz net; netwerk netwerk
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- exact; laatst; nauw; precies
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- nauwelijks; onlangs; zojuist
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- pas
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
richtig precies goed
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
akkurat accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; correct; exact; gedetailleerd; goed; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; punctueel; ragfijn; secuur; stipt; strikt; voorzichtig; zorgvuldig
anständig kuis; net; rein; schoon behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; schappelijk; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
eigen accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig apart; bijzonder; bizar; bloedeigen; buitenissig; curieus; eigen; eigenaardig; excentriek; karakteristiek; kenmerkend; merkwaardig; ongewoon; ragfijn; tekenend; typerend; typisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
eingehend accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; degelijk; diepgaand; diepgravend; doortastend; drastisch; ferm; gedetailleerd; godgeklaagd; grondig; helemaal; hemeltergend; in details; krachtdadig; krachtig; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; niet oppervlakkig; precies; secuur; sterk; ten hemel schreiend; totaal; uitgewerkt; volkomen; zeer ergerlijk; zorgvuldig
genau accuraat; juist; krek; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; bekrompen; benepen; betrekking hebbend op economie; conscientieus; correct; desgelijks; dito; economisch; evenzo; exact; gedetailleerd; goed; juist; kleingeestig; kleinzielig; kloppend; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onvermurwbaar; ook; op dezelfde wijze; precies; precies zo; punctueel; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; uitgerekend; waar; zorgvuldig
gerade daarnet; juist; net; nog maar pas; pas; zojuist; zonet accuraat; eerlijk; frank; glad neerliggend; juist; lineair; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onvermurwbaar; op het moment; open; oprecht; overeind; precies; rechtaan; rechtop; rechtschapen; rechttoe; secuur; sluik; staand; streng; strikt; stringent; zopas; zoëven
gerade eben net; nog maar pas juist; zoëven
gewissenhaft accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; conscientieus; consciëntieus; correct; gedetailleerd; gewetensvol; goed; juist; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onvermurwbaar; precies; scrupuleus; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; zorgvuldig
haargenau juist; krek; net; precies accuraat; correct; exact; gedetailleerd; goed; haarfijn; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; punctueel; ragfijn; secuur; stipt; strikt; zorgvuldig
keusch kuis; net; rein; schoon gekuist; kuis; onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos
korrekt juist; krek; net; precies aangekleed; accuraat; beschaafd; billijk; correct; coöperatief; decent; eerbaar; eerlijk; exact; fair; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedetailleerd; gekleed; geschikt; goed; juist; keurig; manierlijk; medewerkend; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; netjes; onberispelijk; onbesproken; ontwikkeld; op een aardige manier; precies; punctueel; ragfijn; redelijk; schappelijk; secuur; stipt; strikt; vriendelijk; welvoeglijk; welwillend; zorgvuldig
neulich daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet kortelings; kortgeleden; laatst; laatstelijk; onlangs; pas; recentelijk
pünktlich accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; bijtijds; conscientieus; exact; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; op tijd; precies; punctueel; ragfijn; secuur; stipt; strikt; tijdig; zorgvuldig
rein kuis; net; rein; schoon cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; louter; maagdelijk; natuurlijk; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; onbevlekt; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; proper; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
richtig juist; krek; net; precies akkoord; correct; goed; in orde; juist; kloppend; mee eens; precies; terecht; uitgerekend; waar; waarachtig; werkelijk
sicher accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig absoluut; accuraat; assertief; bepaald; beslist; besluitvaardig; duidelijk; echt; een zekere; feitelijk; ferm; fiks; flagrant; flink; gedecideerd; geheid; gewis; heel zeker; herkenbaar; heus; jazeker; kordaat; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onfeilbaar; ongetwijfeld; onmiskenbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; op heterdaad; overduidelijk; pal; precies; resoluut; reëel; ronduit; secuur; standvastig; stellig; stevig; vast; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; veilig; volhardend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zo klaar als een klontje; zonneklaar
sittsam kuis; net; rein; schoon braaf; braafjes; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; ethisch; fatsoenlijk; gekuist; goed opgevoed; ingetogen; kuis; lief; manierlijk; moralistisch; moreel; netjes; stemmig; vervuld van moralisme; voorbeeldig; welvoeglijk; zedelijk; zedig; zoet
sorgfältig accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; angstvallig; conscientieus; gedetailleerd; grondig; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; vol zorg; voorzichtig; zorgvuldig; zorgzaam
vorhin daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
züchtig kuis; net; rein; schoon decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; kuis; manierlijk; netjes; welvoeglijk; zedig

Verwandte Wörter für "net":


Synonyms for "net":


Antonyme für "net":


Verwandte Definitionen für "net":

  1. nog maar korte tijd (geleden)1
    • hij is net in dienst bij die baas1
  2. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • ik eet net zoveel als jij1
  3. aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen1
    • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. schoon en verzorgd1
    • Joop is een nette jongen1
  5. televisiezender1
    • op het eerste net is een mooie film1
  6. van garen geknoopt voorwerp met gaten1
    • hij gebruikt een net om te vissen1

Wiktionary Übersetzungen für net:

net
adverb
  1. kort geleden

Cross Translation:
FromToVia
net nur; einfach just — only, simply, merely
net gerade just — recently
net nett; sauber; adrett neat — tidy, free from dirt
net Netz net — mesh of string, cord or rope
net Netz net — device for catching fish, butterflies etc.
net Netz net — anything that has the appearance of a net
net Netz net — interconnecting system
net gerade only — as recently as
net schön; gut; angenehm beau — D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille.
net honett; bieder; loyal; anständig; ehrlich; rechtschaffen honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.
net Garn; Netz réseauensemble d’objets ou de personnes connectés ou maintenus en liaison.

Computerübersetzung von Drittern: