Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. neergaan:


Niederländisch

Detailübersetzungen für neergaan (Niederländisch) ins Deutsch

neergaan:

neergaan Verb (ga neer, gaat neer, ging neer, gingen neer, neergegaan)

  1. neergaan
    sinken; niedergehen
    • sinken Verb (sinke, sinkst, sinkt, sank, sankt, gesunken)
    • niedergehen Verb (gehe nieder, gehst nieder, geh nieder, ging nieder, gingt nieder, niedergegangen)

Konjugationen für neergaan:

o.t.t.
  1. ga neer
  2. gaat neer
  3. gaat neer
  4. gaan neer
  5. gaan neer
  6. gaan neer
o.v.t.
  1. ging neer
  2. ging neer
  3. ging neer
  4. gingen neer
  5. gingen neer
  6. gingen neer
v.t.t.
  1. ben neergegaan
  2. bent neergegaan
  3. is neergegaan
  4. zijn neergegaan
  5. zijn neergegaan
  6. zijn neergegaan
v.v.t.
  1. was neergegaan
  2. was neergegaan
  3. was neergegaan
  4. waren neergegaan
  5. waren neergegaan
  6. waren neergegaan
o.t.t.t.
  1. zal neergaan
  2. zult neergaan
  3. zal neergaan
  4. zullen neergaan
  5. zullen neergaan
  6. zullen neergaan
o.v.t.t.
  1. zou neergaan
  2. zou neergaan
  3. zou neergaan
  4. zouden neergaan
  5. zouden neergaan
  6. zouden neergaan
diversen
  1. ga neer!
  2. gaat neer!
  3. neergegaan
  4. neergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für neergaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
niedergehen neergaan
sinken neergaan achteruitgaan; afdekken; afnemen; afruimen; bezinken; declineren; doorleven; doorstaan; kelderen; lager worden; minder worden; onder water gaan; ondergaan; opruimen; ten onder gaan; verdragen; verduren; vergaan; verteren; zakken; zinken