Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- ijlen:
- ijl:
-
Wiktionary:
- ijlen → delirieren, irre reden, faseln
- ijl → dünn
- ijl → Eile, Hast, abwarten
Niederländisch
Detailübersetzungen für ijlen (Niederländisch) ins Deutsch
ijlen:
-
ijlen (onzin uitkramen; raaskallen; kletsen; onzin verkopen; wartaal spreken)
quatschen; schwätzen; phantasieren; faseln; irre reden; Unsinn reden-
phantasieren Verb (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
-
irre reden Verb
-
Unsinn reden Verb (rede Unsinn, redest Unsinn, redet Unsinn, redete Unsinn, redetet Unsinn, Unsinn geredet)
-
ijlen (zich spoeden; haasten; jagen; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; spoeden)
sich beeilen; hasten; eilen; jagen; hetzen; wetzen-
sich beeilen Verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
-
-
ijlen (zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren)
jagen; hetzen; sich beeilen; hasten; eilen; beeilen; wetzen; sputen-
sich beeilen Verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
Konjugationen für ijlen:
o.t.t.
- ijl
- ijlt
- ijlt
- ijlen
- ijlen
- ijlen
o.v.t.
- ijlde
- ijlde
- ijlde
- ijlden
- ijlden
- ijlden
v.t.t.
- heb geijld
- hebt geijld
- heeft geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
v.v.t.
- had geijld
- had geijld
- had geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
o.t.t.t.
- zal ijlen
- zult ijlen
- zal ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
o.v.t.t.
- zou ijlen
- zou ijlen
- zou ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
en verder
- ben geijld
- bent geijld
- is geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
diversen
- ijl!
- ijlt!
- geijld
- ijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ijlen:
Verwandte Wörter für "ijlen":
Wiktionary Übersetzungen für ijlen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ijlen | → delirieren; irre reden; faseln | ↔ délirer — Avoir le délire, être en délire. |
ijlen form of ijl:
-
ijl (van geringe dichtheid; dun)
-
ijl (haastigheid; haast; spoed; overijling; gehaastheid)
die Eile; die Dringlichkeit; die Hast; die Überstürzung; die Hetze; Tempo; die Raschheit; die Schnelligkeit; Gehetz; die Emsigkeit -
ijl (topsnelheid; maximumsnelheid; hoogste snelheid)