Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. blozen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für blozen (Niederländisch) ins Deutsch

blozen:

blozen Verb (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)

  1. blozen (gloeien; rood worden; kleuren)
    erröten
    • erröten Verb (erröte, errötest, errötet, errötete, errötetet, errötet)

Konjugationen für blozen:

o.t.t.
  1. bloos
  2. bloost
  3. bloost
  4. blozen
  5. blozen
  6. blozen
o.v.t.
  1. bloosde
  2. bloosde
  3. bloosde
  4. bloosden
  5. bloosden
  6. bloosden
v.t.t.
  1. heb gebloosd
  2. hebt gebloosd
  3. heeft gebloosd
  4. hebben gebloosd
  5. hebben gebloosd
  6. hebben gebloosd
v.v.t.
  1. had gebloosd
  2. had gebloosd
  3. had gebloosd
  4. hadden gebloosd
  5. hadden gebloosd
  6. hadden gebloosd
o.t.t.t.
  1. zal blozen
  2. zult blozen
  3. zal blozen
  4. zullen blozen
  5. zullen blozen
  6. zullen blozen
o.v.t.t.
  1. zou blozen
  2. zou blozen
  3. zou blozen
  4. zouden blozen
  5. zouden blozen
  6. zouden blozen
diversen
  1. bloos!
  2. bloost!
  3. gebloosd
  4. blozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blozen [znw.] Nomen

  1. blozen (roodheid)
    Röten

Übersetzung Matrix für blozen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Röten blozen; roodheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
erröten blozen; gloeien; kleuren; rood worden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
erröten roodaangelopen

Wiktionary Übersetzungen für blozen:


Cross Translation:
FromToVia
blozen erröten blush — to redden in the face from shame, excitement or embarrassment
blozen erröten color — become red through increased blood flow
blozen rot; erröten rougir — trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.