Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- bezegelen:
-
Wiktionary:
- bezegelen → siegeln, versiegeln
Niederländisch
Detailübersetzungen für bezegelen (Niederländisch) ins Deutsch
bezegelen:
-
bezegelen (bekrachtigen; goedkeuren; bevestigen; homologeren)
-
bezegelen (van zegel voorzien)
Konjugationen für bezegelen:
o.t.t.
- bezegel
- bezegelt
- bezegelt
- bezegelen
- bezegelen
- bezegelen
o.v.t.
- bezegelde
- bezegelde
- bezegelde
- bezegelden
- bezegelden
- bezegelden
v.t.t.
- heb bezegeld
- hebt bezegeld
- heeft bezegeld
- hebben bezegeld
- hebben bezegeld
- hebben bezegeld
v.v.t.
- had bezegeld
- had bezegeld
- had bezegeld
- hadden bezegeld
- hadden bezegeld
- hadden bezegeld
o.t.t.t.
- zal bezegelen
- zult bezegelen
- zal bezegelen
- zullen bezegelen
- zullen bezegelen
- zullen bezegelen
o.v.t.t.
- zou bezegelen
- zou bezegelen
- zou bezegelen
- zouden bezegelen
- zouden bezegelen
- zouden bezegelen
diversen
- bezegel!
- bezegelt!
- bezegeld
- bezegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bezegelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beglaubigen | bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren | bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; certificeren; ergens aan bevestigen; merken; vastmaken; vastzetten; waarmerken |
bekräftigen | bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren | autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; sterken; sterker worden; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; versterken |
besiegeln | bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren; van zegel voorzien |
Wiktionary Übersetzungen für bezegelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezegelen | → siegeln; versiegeln | ↔ sceller — Marquer d’un sceau |
Computerübersetzung von Drittern: