Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bekloppen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bekloppen (Niederländisch) ins Deutsch

bekloppen:

bekloppen Verb (beklop, beklopt, beklopte, beklopten, beklopt)

  1. bekloppen (tegen kloppen)
    abklopfen
    • abklopfen Verb (klopfe ab, klopfst ab, klopft ab, klopfte ab, klopftet ab, abgeklopft)

Konjugationen für bekloppen:

o.t.t.
  1. beklop
  2. beklopt
  3. beklopt
  4. bekloppen
  5. bekloppen
  6. bekloppen
o.v.t.
  1. beklopte
  2. beklopte
  3. beklopte
  4. beklopten
  5. beklopten
  6. beklopten
v.t.t.
  1. heb beklopt
  2. hebt beklopt
  3. heeft beklopt
  4. hebben beklopt
  5. hebben beklopt
  6. hebben beklopt
v.v.t.
  1. had beklopt
  2. had beklopt
  3. had beklopt
  4. hadden beklopt
  5. hadden beklopt
  6. hadden beklopt
o.t.t.t.
  1. zal bekloppen
  2. zult bekloppen
  3. zal bekloppen
  4. zullen bekloppen
  5. zullen bekloppen
  6. zullen bekloppen
o.v.t.t.
  1. zou bekloppen
  2. zou bekloppen
  3. zou bekloppen
  4. zouden bekloppen
  5. zouden bekloppen
  6. zouden bekloppen
diversen
  1. beklop!
  2. beklopt!
  3. beklopt
  4. bekloppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekloppen [znw.] Nomen

  1. bekloppen
    Beklopfen; Anklopfen

Übersetzung Matrix für bekloppen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anklopfen bekloppen aankloppen; aantikken
Beklopfen bekloppen
abklopfen betikken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abklopfen bekloppen; tegen kloppen aankloppen; aantikken; afkloppen; kloppen; tikken