Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. banden:
  2. bannen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für banden (Niederländisch) ins Deutsch

banden:

banden [de ~] Nomen, Plural

  1. de banden (cassettebandjes; tapes)
    die Bänder; die Schnüre

Übersetzung Matrix für banden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Bänder banden; cassettebandjes; tapes linten
Schnüre banden; cassettebandjes; tapes draden; elektriciteitssnoeren; koorden; koordjes; lijntjes; passementen; schoenveters; snoeren; snoertjes; touwtjes; veters

banden form of bannen:

bannen Verb (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen (uitbannen; verbannen; verdrijven; )
    verbannen; ausstossen
    • verbannen Verb (verbanne, verbannst, verbannt, verbannte, verbanntet, verbannt)
    • ausstossen Verb

Konjugationen für bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bannen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausstossen bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
verbannen bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Verwandte Wörter für "bannen":