Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. emporkommen:


Deutsch

Detailübersetzungen für emporkommen (Deutsch) ins Niederländisch

emporkommen:

emporkommen Verb

  1. emporkommen (aufstehen; gehen; sicher heben; treiben; aufgehen)
    opstaan; rijzen; omhoogrijzen; gaan staan
    • opstaan Verb (sta op, staat op, stond op, stonden op, opgestaan)
    • rijzen Verb (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoogrijzen Verb (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)
    • gaan staan Verb
  2. emporkommen (aufragen; emporsteigen; steigen; )
    oprijzen; rijzen; omhoogrijzen
    • oprijzen Verb (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen Verb (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoogrijzen Verb (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)

Übersetzung Matrix für emporkommen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gaan staan aufgehen; aufstehen; emporkommen; gehen; sicher heben; treiben aufstehen; sich erheben
omhoogrijzen ansteigen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben
oprijzen ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden
opstaan aufgehen; aufstehen; emporkommen; gehen; sicher heben; treiben aufstehen; sich erheben
rijzen ansteigen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben anschwellen; anwachsen; aufgehen; eintreten; emporsteigen; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden; zunehmen

Computerübersetzung von Drittern: