Deutsch
Detailübersetzungen für düpieren (Deutsch) ins Niederländisch
düpieren:
-
düpieren (beschädigen; schaden; anschlagen; verletzen; behindern; kränken; benachteiligen; schädigen)
schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; benadelen; duperen; nadeel toebrengen-
schade berokkenen Verb (berokken schade, berokkent schade, berokkende schade, berokkenden schade, schade berokkend)
-
schade toebrengen aan Verb (breng schade toe aan, brengt schade toe aan, bracht schade toe aan, brachten schade toe aan, volbracht schade toe aan)
-
nadeel toebrengen Verb (breng nadeel toe, brengt nadeel toe, bracht nadeel toe, brachten nadeel toe, nadeel toegebracht)
-
-
düpieren (benachteiligen; schädigen)
benadelen; nadeel berokkenen-
nadeel berokkenen Verb (berokken nadeel, berokkent nadeel, berokkende nadeel, berokkenden nadeel, nadeel berokkend)
-
düpieren (kränken; quetschen; sichverwunden; verletzen; schädigen; schaden; verwunden)
-
düpieren (kränken; beleidigen)
-
düpieren (verwunden; verletzen; kränken)
-
düpieren (beleidigen; lästern; verletzen; kränken; schmähen)
-
düpieren (benachteiligen; schaden; behindern; schädigen)
schaden; nadelig zijn; kwaad doen-
nadelig zijn Verb (ben nadelig, bent nadelig, is nadelig, was nadelig, waren nadelig, nadelig geweest)
-
düpieren (Schmerz tun; verletzen; beschädigen)
Konjugationen für düpieren:
Präsens
- düpiere
- düpierst
- düpiert
- düpieren
- düpiert
- düpieren
Imperfekt
- düpierte
- düpiertest
- düpierte
- düpierten
- düpiertet
- düpierten
Perfekt
- habe düpiert
- hast düpiert
- hat düpiert
- haben düpiert
- habt düpiert
- haben düpiert
1. Konjunktiv [1]
- düpiere
- düpierest
- düpiere
- düpieren
- düpieret
- düpieren
2. Konjunktiv
- düpierte
- düpiertest
- düpierte
- düpierten
- düpiertet
- düpierten
Futur 1
- werde düpieren
- wirst düpieren
- wird düpieren
- werden düpieren
- werdet düpieren
- werden düpieren
1. Konjunktiv [2]
- würde düpieren
- würdest düpieren
- würde düpieren
- würden düpieren
- würdet düpieren
- würden düpieren
Diverses
- düpier!
- düpiert!
- düpieren Sie!
- düpiert
- düpierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für düpieren:
Synonyms for "düpieren":
Computerübersetzung von Drittern: