Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. slaan:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für slaan (Niederländisch) ins Schwedisch

slaan:

slaan Verb (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)

  1. slaan (een klap geven)
    slå
    • slå Verb (slår, slog, slagit)
  2. slaan (hard slaan; meppen; hengsten; timmeren)
    smälla; slå; hamra; slå hårt
    • smälla Verb (smäller, smällde, smällt)
    • slå Verb (slår, slog, slagit)
    • hamra Verb (hamrar, hamrade, hamrat)
    • slå hårt Verb (slår hårt, slog hårt, slagit hårt)
  3. slaan (bonken; rammen; hameren)
    slå; hammra
    • slå Verb (slår, slog, slagit)
    • hammra Verb (hammrar, hammrade, hammrat)

Konjugationen für slaan:

o.t.t.
  1. sla
  2. slaat
  3. slaat
  4. slaan
  5. slaan
  6. slaan
o.v.t.
  1. sloeg
  2. sloeg
  3. sloeg
  4. sloegen
  5. sloegen
  6. sloegen
v.t.t.
  1. heb geslagen
  2. hebt geslagen
  3. heeft geslagen
  4. hebben geslagen
  5. hebben geslagen
  6. hebben geslagen
v.v.t.
  1. had geslagen
  2. had geslagen
  3. had geslagen
  4. hadden geslagen
  5. hadden geslagen
  6. hadden geslagen
o.t.t.t.
  1. zal slaan
  2. zult slaan
  3. zal slaan
  4. zullen slaan
  5. zullen slaan
  6. zullen slaan
o.v.t.t.
  1. zou slaan
  2. zou slaan
  3. zou slaan
  4. zouden slaan
  5. zouden slaan
  6. zouden slaan
en verder
  1. ben geslagen
  2. bent geslagen
  3. is geslagen
  4. zijn geslagen
  5. zijn geslagen
  6. zijn geslagen
diversen
  1. sla!
  2. slat!
  3. geslagen
  4. slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für slaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hammra bonken; hameren; rammen; slaan
hamra hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren fijnwrijven; hameren; hengsten; kloppen met een hamer; rammen; stompen
slå bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren dichtslaan; dichtwerpen; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; krenken; kwetsen; maaien; toeslaan
slå hårt hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beuken; rammen
smälla hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren dichtslaan; dichtwerpen; knallen

Verwandte Definitionen für "slaan":

  1. waar het over gaat1
    • zijn opmerking sloeg op mij1
  2. een dreunend geluid maken1
    • de grote klok slaat drie uur1
  3. klappen geven1
    • hij sloeg de hond toen die niet luisterde1

Wiktionary Übersetzungen für slaan:


Cross Translation:
FromToVia
slaan slå beat — to hit, to knock, to pound, to strike
slaan vispa beat — to whip
slaan besegra best — to beat
slaan klara sig get along — survive; to do well enough
slaan slå hit — to give a blow
slaan träffa hit — to manage to touch in the right place
slaan slå strike — to hit
slaan slå whack — To hit, slap or strike
slaan banka; drabba; slå battrefrapper de coups répétés.
slaan knacka; banka; drabba; slå heurterentrer brusquement en contact.
slaan ljuda; låta; tona sonnerrendre un son.

Verwandte Übersetzungen für slaan