Niederländisch
Detailübersetzungen für gebroed (Niederländisch) ins Schwedisch
gebroed:
-
het gebroed (jong gedierte)
-
het gebroed (nageslacht; kinderen; nakomelingen; broed; kroost; telgen)
-
het gebroed (broedsel; broed)
-
het gebroed (broeden)
-
het gebroed (gespuis)
-
het gebroed (schorriemorrie; tuig; gespuis; geboefte; uitschot)
Übersetzung Matrix für gebroed:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avkommor | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | afstammelingen; nakomelingen; telgen |
kull | broeden; gebroed | |
liggning på ägg | broeden; gebroed | |
ruvning | broed; broeden; broedsel; gebroed | |
slödder | geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot | canaille; gepeupel; grauw; janhagel; plebs; rapaille |
unga djur | gebroed; jong gedierte | |
uppviglare | gebroed; gespuis | agitator; herrieschopper; intrigant; oproerkraaier; opruier; opstoker; provocateur; rustverstoorder; stokebrand; stokebranden; stoker |
ättlingar | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | afstammelingen; nakomelingen; telgen |
gebroed form of broeden:
-
broeden (gebroed)
-
broeden (uitbroeden; warmhouden)
Konjugationen für broeden:
o.t.t.
- broed
- broedt
- broedt
- broeden
- broeden
- broeden
o.v.t.
- broedde
- broedde
- broedde
- broedden
- broedden
- broedden
v.t.t.
- heb gebroed
- hebt gebroed
- heeft gebroed
- hebben gebroed
- hebben gebroed
- hebben gebroed
v.v.t.
- had gebroed
- had gebroed
- had gebroed
- hadden gebroed
- hadden gebroed
- hadden gebroed
o.t.t.t.
- zal broeden
- zult broeden
- zal broeden
- zullen broeden
- zullen broeden
- zullen broeden
o.v.t.t.
- zou broeden
- zou broeden
- zou broeden
- zouden broeden
- zouden broeden
- zouden broeden
diversen
- broed!
- broedt!
- gebroed
- broedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für broeden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kull | broeden; gebroed | |
liggning på ägg | broeden; gebroed | |
ruvning | broeden; gebroed | broed; broedsel; gebroed |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kläcka ut | broeden; uitbroeden; warmhouden |
Verwandte Wörter für "broeden":
Wiktionary Übersetzungen für broeden:
broeden
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• broeden | → föröka | ↔ breed — to sexually produce offspring |
• broeden | → ruva; älta | ↔ brood — to dwell upon moodily and at length |
• broeden | → ruva | ↔ brood — to keep an egg warm |
• broeden | → ruva | ↔ brüten — Zoologie: Eiern Wärme zuführen, um die Entwicklung des Nachwuchses zu gewährleisten |
• broeden | → häcka; ruva | ↔ couver — Traductions à trier suivant le sens |