Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- mengen:
-
Wiktionary:
- mengen → blanda, blanda ihop, sammanblanda, vrida, vända
Niederländisch
Detailübersetzungen für mengen (Niederländisch) ins Schwedisch
mengen:
-
mengen (bemoeien; inmengen)
-
mengen (vermengen; dooreenmengen)
Konjugationen für mengen:
o.t.t.
- meng
- mengt
- mengt
- mengen
- mengen
- mengen
o.v.t.
- mengde
- mengde
- mengde
- mengden
- mengden
- mengden
v.t.t.
- heb gemengd
- hebt gemengd
- heeft gemengd
- hebben gemengd
- hebben gemengd
- hebben gemengd
v.v.t.
- had gemengd
- had gemengd
- had gemengd
- hadden gemengd
- hadden gemengd
- hadden gemengd
o.t.t.t.
- zal mengen
- zult mengen
- zal mengen
- zullen mengen
- zullen mengen
- zullen mengen
o.v.t.t.
- zou mengen
- zou mengen
- zou mengen
- zouden mengen
- zouden mengen
- zouden mengen
diversen
- meng!
- mengt!
- gemengd
- mengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mengen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blandande | melêren; mengen; mixen; vermengen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blanda | dooreenmengen; mengen; vermengen | door elkaar gooien; door elkaar halen; in de war maken; mixen; roeren; verroeren; willekeurige volgorde; ìn willekeurige volgorde weergeven |
blanda sig i | bemoeien; inmengen; mengen | |
bry sig | bemoeien; inmengen; mengen | |
ingripa | bemoeien; inmengen; mengen | actie ondernemen; bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen |
lägga sig i | bemoeien; inmengen; mengen | bemiddelen; bemoeiziek zijn; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen |
mixa | dooreenmengen; mengen; vermengen | door elkaar schudden; husselen; hutselen; mixen; roeren; samenschikken; verroeren |
röra ihop | dooreenmengen; mengen; vermengen |
Wiktionary Übersetzungen für mengen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mengen | → blanda | ↔ mix — stir two or more substances together |
• mengen | → blanda ihop; blanda | ↔ mischen — vermengen; kombinieren; vereinen (ohne spezielle Anordnung) |
• mengen | → blanda; sammanblanda | ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout |
• mengen | → vrida; vända; blanda; sammanblanda | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |