Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. ongerustheid:
  2. ongerust:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ongerustheid (Niederländisch) ins Schwedisch

ongerustheid:

ongerustheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de ongerustheid (bezorgdheid; zorg; verontrusting; bekommernis; kommer)
    bekymmer; oro

Übersetzung Matrix für ongerustheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bekymmer bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg beroeringen; beslommering; kopzorg; narigheden; problemen; smarten
oro bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust; ontsteltenissen; opschudding; opzien; sensatie; smarten; verwarring
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
oro kwelling

Verwandte Wörter für "ongerustheid":


Wiktionary Übersetzungen für ongerustheid:


Cross Translation:
FromToVia
ongerustheid farhåga; ängslan anxiety — concern
ongerustheid oro; ängslan inquiétudeétat de celui qui est inquiet, qui n’a pas le repos moral.

ongerust:

ongerust Adjektiv

  1. ongerust (bezorgd; verontrust)
    oroligt; orolig

Übersetzung Matrix für ongerust:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
orolig onenigheid; onmin; onvrede
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
orolig bezorgd; ongerust; verontrust onrustig; roerig; rusteloos; woelig
oroligt bezorgd; ongerust; verontrust angstig; bang; bevreesd; bewogen; in angst; onrustig; piekerig; roerig; rusteloos; tobberig; turbulent; veelbewogen; verschrikt; vreesachtig; woelig; zwaartillend

Verwandte Wörter für "ongerust":


Wiktionary Übersetzungen für ongerust:


Cross Translation:
FromToVia
ongerust bekymrad; oroad worried — thinking about unpleasant things that have happened or that might happen