Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. razend:
  2. razen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für razend (Niederländisch) ins Schwedisch

razend:

razend Adjektiv

  1. razend (vertoornd; kwaad; boos; )
    uppretat; uppretad
  2. razend (woedend; kwaad; boos; )
    förbannad; ilsket; arg; förbannat; upprört; irriterad; argt; irriterat; ursinnigt

Übersetzung Matrix für razend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
uppretad lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- woedend; woest
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arg boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest vergramd
argt boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; onderdrukt; opgekropt; verbeten; verbolgen; verkropt; vertoornd
förbannad boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest donders; erg boos; gedoemd; spinnijdig; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; verduiveld; vervloekt; verwenst
förbannat boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; erg boos; gebelgd; gedoemd; giftig; kwaad; nijdig; spinnijdig; verbolgen; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; vertoornd; vervloekt; verwenst
ilsket boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; fel; gebelgd; giftig; heftig; hevig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; verwoed
irriterad boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest geirriteerd; gemelijk; knorrig; nurks; ontstoken; stuurs; wrevelig
irriterat boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest aangebrand; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; ontstemd; ontstoken; pissig; prikkelbaar
uppretad boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
uppretat boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
upprört boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest geschokt; ontredderd; ontzet; opgefokt; opgehitst; overstuur; van streek
ursinnigt boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest panisch

Synonyms for "razend":


Verwandte Definitionen für "razend":

  1. heel erg1
    • we hebben het razend druk1
  2. heel erg kwaad1
    • hij was razend op me1

Wiktionary Übersetzungen für razend:


Cross Translation:
FromToVia
razend rasande livid — furious

razend form of razen:

razen Verb (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)

  1. razen (tieren; fulmineren; tekeergaan; te keer gaan)
    rasa; skrika; härja; skräna; gå an
    • rasa Verb (rasar, rasade, rasat)
    • skrika Verb (skriker, skrek, skrikit)
    • härja Verb (härjar, härjade, härjat)
    • skräna Verb (skränar, skränade, skränat)
    • gå an Verb (går an, gick an, gått an)
  2. razen (woeden; tekeergaan)
    rasa; storma; dundra
    • rasa Verb (rasar, rasade, rasat)
    • storma Verb (stormar, stormade, stormat)
    • dundra Verb (dundrar, dundrade, dundrat)
  3. razen (tekeergaan; tieren; fulmineren)
    rasa; skråla; tjuta; vråla; skrika högt
    • rasa Verb (rasar, rasade, rasat)
    • skråla Verb (skrålar, skrålade, skrålat)
    • tjuta Verb (tjutar, tjutade, tjutat)
    • vråla Verb (vrålar, vrålade, vrålat)
    • skrika högt Verb (skriker högt, skrek högt, skrikit högt)

Konjugationen für razen:

o.t.t.
  1. raas
  2. raast
  3. raast
  4. razen
  5. razen
  6. razen
o.v.t.
  1. raasde
  2. raasde
  3. raasde
  4. raasden
  5. raasden
  6. raasden
v.t.t.
  1. ben geraasd
  2. bent geraasd
  3. is geraasd
  4. zijn geraasd
  5. zijn geraasd
  6. zijn geraasd
v.v.t.
  1. was geraasd
  2. was geraasd
  3. was geraasd
  4. waren geraasd
  5. waren geraasd
  6. waren geraasd
o.t.t.t.
  1. zal razen
  2. zult razen
  3. zal razen
  4. zullen razen
  5. zullen razen
  6. zullen razen
o.v.t.t.
  1. zou razen
  2. zou razen
  3. zou razen
  4. zouden razen
  5. zouden razen
  6. zouden razen
diversen
  1. raas!
  2. raast!
  3. geraasd
  4. razend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für razen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skrika gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dundra razen; tekeergaan; woeden donderen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren
gå an fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren
härja fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren
rasa fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; woeden donderen; inkalven; kelderen; ketteren; robbedoezen; steil afhellen; sterk in waarde dalen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren
skrika fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; praaien; roepen; schreeuwen; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
skrika högt fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
skräna fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren joelen; uitjouwen
skråla fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
storma razen; tekeergaan; woeden aanvallen; attaqueren; bestormen; donderen; ketteren; overvallen; stormlopen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren
tjuta fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; grienen; het uitgillen; huilen; janken; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; snikken; snotteren; tetteren; tranen; tranen afscheiden; uitroepen; uitschreeuwen
vråla fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; gillen; het uitgillen; joelen; krijsen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; tetteren; uitgalmen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Wiktionary Übersetzungen für razen:


Cross Translation:
FromToVia
razen surra bourdonner — À trier
razen spinna ronronnerfaire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement.