Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. zwerven:


Niederländisch

Detailed Synonyms for zwerven in Niederländisch

zwerven:

zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)

  1. zwerven
    zwerven; omzwerven
    • zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • omzwerven Verb (omzwerf, omzwerft, omzworf, omzworven, omgezworven)
  2. zwerven
    reizen; rondreizen; trekken; zwerven
    • reizen Verb (reis, reist, reisde, reisden, gereisd)
    • rondreizen Verb (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)
    • trekken Verb (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)
    • zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
  3. zwerven
    rondzwerven; zwerven; aan de zwerf zijn
    • rondzwerven Verb (zwerf rond, zwerft rond, zwierf rond, zwierven rond, rondgezworven)
    • zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
    • aan de zwerf zijn Verb (ben aan de zwerf, bent aan de zwerf, is aan de zwerf, was aan de zwerf, waren aan de zwerf, aan de zwerf geweest)
  4. zwerven
    – rondtrekken zonder vaste verblijfplaats 1
    zwerven
    – rondtrekken zonder vaste verblijfplaats 1
    • zwerven Verb (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)
      • in de zomer zwerven we door Frankrijk1

Konjugationen für zwerven:

o.t.t.
  1. zwerf
  2. zwerft
  3. zwerft
  4. zwerven
  5. zwerven
  6. zwerven
o.v.t.
  1. zwierf
  2. zwierf
  3. zwierf
  4. zwierven
  5. zwierven
  6. zwierven
v.t.t.
  1. heb gezworven
  2. hebt gezworven
  3. heeft gezworven
  4. hebben gezworven
  5. hebben gezworven
  6. hebben gezworven
v.v.t.
  1. had gezworven
  2. had gezworven
  3. had gezworven
  4. hadden gezworven
  5. hadden gezworven
  6. hadden gezworven
o.t.t.t.
  1. zal zwerven
  2. zult zwerven
  3. zal zwerven
  4. zullen zwerven
  5. zullen zwerven
  6. zullen zwerven
o.v.t.t.
  1. zou zwerven
  2. zou zwerven
  3. zou zwerven
  4. zouden zwerven
  5. zouden zwerven
  6. zouden zwerven
diversen
  1. zwerf!
  2. zwerft!
  3. gezworven
  4. zwervend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "zwerven":

  1. rondtrekken zonder vaste verblijfplaats1
    • in de zomer zwerven we door Frankrijk1