Niederländisch
Detailed Synonyms for waren in Niederländisch
waren:
-
de waren
-
waren
Konjugationen für waren:
o.t.t.
- waar
- waart
- waart
- waren
- waren
- waren
o.v.t.
- waarde
- waarde
- waarde
- waarden
- waarden
- waarden
v.t.t.
- heb gewaard
- hebt gewaard
- heeft gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
v.v.t.
- had gewaard
- had gewaard
- had gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
o.t.t.t.
- zal waren
- zult waren
- zal waren
- zullen waren
- zullen waren
- zullen waren
o.v.t.t.
- zou waren
- zou waren
- zou waren
- zouden waren
- zouden waren
- zouden waren
diversen
- waar!
- waart!
- gewaard
- waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwandte Wörter für "waren":
waren form of zijn:
-
zijn
-
zijn
-
zijn
– een werkelijkheid vormen, bestaan 1
Konjugationen für zijn:
o.t.t.
- ben
- bent
- is
- zijn
- zijn
- zijn
o.v.t.
- was
- was
- was
- waren
- waren
- waren
v.t.t.
- ben geweest
- bent geweest
- is geweest
- zijn geweest
- zijn geweest
- zijn geweest
v.v.t.
- was geweest
- was geweest
- was geweest
- waren geweest
- waren geweest
- waren geweest
o.t.t.t.
- zal zijn
- zult zijn
- zal zijn
- zullen zijn
- zullen zijn
- zullen zijn
o.v.t.t.
- zou zijn
- zou zijn
- zou zijn
- zouden zijn
- zouden zijn
- zouden zijn
diversen
- wees!
- zijt!
- geweest
- zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
zijn
-
zijn
– bezittelijk: hij is van die mannelijke persoon 1 -
zijn
– geeft aan dat het al gebeurd is 1 -
zijn
– iets doen 1 -
zijn
– je er bevinden 1 -
zijn
– noemt een eigenschap of kenmerk van het onderwerp 1
Konjugationen für zijn:
o.t.t.
- ben
- bent
- is
- zijn
- zijn
- zijn
o.v.t.
- was
- was
- was
- waren
- waren
- waren
v.t.t.
- ben geweest
- bent geweest
- is geweest
- zijn geweest
- zijn geweest
- zijn geweest
v.v.t.
- was geweest
- was geweest
- was geweest
- waren geweest
- waren geweest
- waren geweest
o.t.t.t.
- zal zijn
- zult zijn
- zal zijn
- zullen zijn
- zullen zijn
- zullen zijn
o.v.t.t.
- zou zijn
- zou zijn
- zou zijn
- zouden zijn
- zouden zijn
- zouden zijn
diversen
- wees!
- zijt!
- geweest
- zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze